7 9 Februari 1917. Heeft de belastingplichtige in het laatst verloopen kalenderjaar een opbrengst van op zich zelf staande werkzaamheden genoten of een uit zoodanige werk- zaamheden voortgesproten verlies geleden, dan wordt het volgens de genoemde artikelen bepaalde inkomen met het zuivere bedrag dier opbrengt vermeerderd of met dat verlies verminderd. Art. f8. Van het volgens artt. 11 tot en met 17bepaalde in- komen worden, ter berekening van het zuiver inkomen, afgetrokken de door den belastingplichtige verschul- digde en niet met een bron van zijn inkomen in ver- band staande a. lijfrenten, pensioeneu en andere periodieke uit- keeringen en verstrekkingen als bedoeld bij art. 7 aan personen, die volgens deze verordening zijn aangeslagen met dien verstande, dat daartoe niet gebracht worden ver- schuldigde periodieke uitkeeringen, die genoten worden ingevolge een verbintenis, waarvan de naleving niet in rechte kan worden gevorderd b. altijddurende renten c. rente van andere schulden d. premiën voor levensverzekering, lijfrente of pën- sioenen een en ander tot het jaarlijksch bedrag bij den aan- vang van het belastingjaar of bij het ontstaan van den belastingplicht in den loop van dat jaar. Voor de premiën, bedoeld onder letter d van het vorige lid, kan niet meer dan vijf ten honderd van het inkomen en niet meer dan/100,— worden afgetrokken. Ter zake van onderhoud en opvoed ng van minder- jarige kinderen is geen aftrek toegelaten. Art. 19. Bij het opmaken van de kohieren wordt door Burge- meester en Wethouders en bij het vaststellen van de kohieren wordt door den Raad, met inachtneming van het bepaalde bij de artt. 3 tot en met 18 dezer ver- ordening, het zuiver inkomen der belastingplichtigen geschat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1917 | | pagina 7