27 April 1917.
verleend, wordt zijne jaarwedde gedurende zes maan-
den gehee! uitbetaald, daarna gedurende zes maanden
voor de helft ingehouden, terwijl bij verdere verhinde-
ring voor ieder bepaald geval, onder goedkeuring van
Gedeputeerde Staten, eene afzonderlijke regeling zal
worden getroffen.
Art. 11.
1. Onderwijzers die ter vervulling van hunnen Mili-
tie- Landweer- of Landîtormplicht onder de wapenen
of in werkelijken dienst moeten komen, zijn verplicht
daarvan tijdig aan het gemeentebestuur kennis te geven.
2 Behoudens de gevallen, in het laatste lid van dit
artikel bedoeld, wordt hunne jaarwedde gedurende hun
verblijf onder de wapenen of in werkelijken dienst ge-
heel ingehouden.
3. Onderwijzers die krachtens de Militie, Landweer-
of Landstormwet. tot werkelijken dienst zijn opgeroe-
pen, of krachtens het bepaalde in artikel 185 der
Grondwet buitengewoon onder de wapenen moeten
blijven of zijn geroepen, blijven in het volle genot
van de aan hunne betrekking verbonden jaarwedde.
Art. 12.
1. De betaling der jaarwedden geschiedt maandelijks.
2. Bij ontslag wordt de jaarwedde betaald tot den dag,
waarop het ontslag ingaat.
3. Bij overlijden wordt de jaarwedde nog gedurende
drie maanden na den datum waarop het overlijden
heeft plaats gehad uitbetaald.
Art. 13.
Waar deze verordening niet uitdrukkelijk van man-
nelijke onderwijzers spreekt, worden met „onderwijzers''
evenzeer „onderwijzeressen" bedoeld.
Art, 14.
1. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn
getreden met 1 Januari 1917.
2. Op dat tijdstip vervallen alle verordeningen en be-
sluiten betreffende de in deze verordening geregelde
onderwerpen.
3. Deze verordening zal vöör 1 Januari 1919 worden
herzien.
Gedaan ter openbare vergadering van den Raad
der gemeente Heemstede van den 27 April 1917
De Secretaris, f) De Voorzitter,