30 Augustus 1918
132
De heer de Wilde merkt op, dat dit toch eenigszins
anders is, dan de bedoeling van de vorige vergade-
ringwanneer tijdelijke krachten worden gevraagd,
rijst bij hem de vraag, of de gemeente er niet aan
vast zit.
De Voorzitter deelt mede, dat de Inspecteur van
Politie niet voor tijdelijke losse krachten was.
De heer de Wilde was van meening, dat toch ge-
probeerd zou worden, of deze te krijgen waren.
De Voorzitter meent, dat we aan die losse krachten
niet veel zouden hebben.
De heer Tromp zegt, dat het de bedoeling was, om
in de dor.kerste dagen hulp te hebben, en vraagt voor
hoelang deze hulp noodig is.
De Voorzitter zegt, dat het best mogelijk is, dat
deze krachten ook den volgenden zomer nog noodig
zijn.
De heer Honig vraagt, hoe het in de oproeping staat
verjreld.
De Voorzitter deelt mede, dat geen tijd is vermeld.
De heer Hcnig acht het daarom wenschelijk een
tijd te bepalen.
De heer Dr. Droog zou willen voorstellen de aan-
stelling voor een half jaar en dan, als het noodig is,
dit later te verlengen.
De heer Tates merkt op, dat in de vorige vergade-
ring is gesproken over het laten dienstdoen van plant-
soenwachters.
De Voorzitter zegt, dat dit een groot bezwaar op-
levert, wanneer toch de plantsoenwachters worden
weggencmen dan krijgt de gemeente daarvoor weer
mindere krachten in de plaats. De Inspecteur is niet
voor losse krachten,
De heer Tates zegt, dat het voorstel in de vorige
vergadering niet is aangenomen, maar eerst gezien zou
worden, of uit de plantsoenwachters krachten gevon-
den konden worden.
De Voorzitter vraagt of de Raad er dan mede ac-
coord gaat, om tijdelijke krachten te vragen.
De heer jhr. van de Poll had gedacht. dat over
deze zaak wel advies zou zijn uitgebracht door den
Inspecteur van Politie e.n daarna over deze zaak nader
zou worden besloten.
De Voorzitter deelt mede, dat de Inspecteur van
Politie accoord ging met tijdelijke agenten, maar, dat