51
ut*-.
6
vermoedelijk minstens 52 weken in 104 achtereenvol-
gende weken zal duren en daarna 2 baaien hemden,
telkens nadat de vaste of voorloopig aangestelde werkman
gedurende 52 weken in een der vermelde categorieën
zal zijn werkzaam geweest, mits op dat tijdstip niet
bekend is, dat hij den gemeentedienst zal verlaten.
19. De bestaande duurte- en kindertoeslagregelingen
vervallen.
20. Aan de werklieden wordt over het tijdvak van
1 April 1919 tot en met 3 Augustus 1919 een bedrag
verleend van achttien maal het verschil in weekloon
tusschen de bestaande loonregeling met inbegrip van
bestaanden duurtoeslag en de nieuwe loonregeling,
blijvende elke kindertoeslag buiten beschouwing.
21. De nieuwe loonregeling met inbegrip van den
nieuwen kindertoeslag, zal voor den betrokken werkman
<nkrwner tengevolge hebben, dat hij geldeüjk in een
minder gunstigen toestand komt, dan volgens de be-
staande loonregeling met inbegrip van de bestaande
duurte- en kindertoeslagregeling.
22. Aan den machine-bankwerker, die in het bezit
is van een diploma voor electrotechniek, ter beoor-
deeling van Burgemeester en Wethouders, wordt eene
toelage verleend tot een maximum van 3 cent per uur.
23. Voor de berekening van het bedrag, toe te
kennen aan den chef-fitter J. Oom, over het tijdvak
van 1 April 1919 tot en met 3 Augustus 1919, wordt
beschouwd, dat diens loon volgens de nieuwe loon-
regeling zal bedragen 39.15 per week.
24. De onderbaas bij paden en wegen geniet voor
de bewaking, toezicht en beheer van de materialen
en het gereedschap van Openbare Werken, zoolang
dit in hoofdzaak op het terrein bij het door hem be-
woonde huis aan de Molenwerfslaan is geborgen,
eene tegemoetkoming van 2.per week.
25. De vergoeding voor het gebruik van eigen
rijwielen in dienst der gemeente wordt door Burge-
meester en Wethouders geregeld, gehoord het hoofd
van den betrokken tak van dienst.
26. De vaste, de voorloopig aangestelde en de
jeugdige werklieden hebben recht op verlof tot een
maximum per jaar van één volle week vacantie en
45 uur verlof.