7
Voor het jaar 1919 wordt het verlof vastgesteld op
81 uur voor de werklieden in drieploegendienst en
72 uur voor de overige werklieden.
27. De losse werklieden hebben recht op één
verlofdag, zoodra zij twee maanden in dienst der
gemeente werkzaam zijn inet een maximum van 6 ver-
lofdagen per jaar.
Voor het jaar 1919 wordt dit verlof vastgesteld op
een maximum van 3 dagen.
28. Voor zoover de vaste en voorloopig aangestelde
werklieden en jeugdige werklieden geen vol kalender-
jaar in dienst der gemeente zijn, wordt het verlof
naar evenredigheid toegestaan.
29. Deze bepalingen treden in werking op 4
Augustus 1919, met ingang van welk tijdstip vervallen
alle bestaande regelingen en besluiten, welke daar-
mede in strijd zijn.
30. Aan Burgemeester en Wethouders wordt op-
gedragen de regeling en toepassing der bepalingen
van dit besluit en zoo ook, totdat het werklieden-
reglement en de Bijzondere Voorschritten met den
werktijd van 45 uren per week in overeenstemming
zijn gebracht, de regeling der werktijden en andere
bepalingen.
Gedaan ter openbare vergadering van den
De Voorzitter,
De Secretaris,
c n JiA'j 1919.