5 Augustus 1919.
60
om over te gaan tot het bouwen van een doodgra-
verswoning, omdat alles zoo ontzettend duur is.
De heer de Wilde meent niet, dat de vaste aanstel-
ling van den doodgraver op de woning behoeft te
wachten.
De heer Tromp merkt op, dat de aanstelling van
den doodgraver al 4 jaar op de nieuwe plannen wacht.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
kunnen overwegen, of er aanleiding is om in te grij-
pen. Spreker zegt verder, dat het voor een juiste be-
antwoording van de overige vragen van den heer de
Wilde gewenscht is, dat de Directeur de loontabellen
voor de werklieden der Gas-, Duinwater, en Electrici-
teitsbedrijven nader toelicht en verzocht den heer de
Wilde zijn vragen nog eens te herhalen.
De heer de Wilde verzoekt loonklasse I te laten
vervallen.
De Uirecteur betoogt, dat het tot nu toe precies ge-
regeld was, zooals de heer de Wilde voorstelt, omdat
de loonen van arbelder en handlanger geiijk waren.
het is echter logischer een splitsing te maken. Tot de
eerstén behooren dan de aibeiders zcrder eenige vak-
bekwaamheid en tot de handlangers, de arbeiders met
eenige vakbekwaamheid.
Ue heer de Wilde zou denken, dat iedere arbeider
toch over vakbekwaamheid dient te beschikken.
De Uirecteur antwoordt, dat men van een cokessor-
teerder en fabiieksschoonmaker niet kan zeggen, dat
zij een vak hebben en dus ook niet kan spreken van
vakkennis. Men heeft aan de fabriek wel eens meer
een arbeider noodig, die geen vakkennis behoeft te
hebben. De andere arbeiders hebben v/el vakkennis
en komen daarom in loonklasse II.
De heer de Wilde ziet niet in, dat deze arbeiders
geen vakbekwaamheid hebben.
De heer Tromp zegt, dat het een vaste regel is dat
degene, die aan de fabriek komt, als arbeider wordt
aangesteld. Het is een brug om het loon van een
handlanger te drukken.
De Voorzitter spreekt tegen, dat het is om het loon
van den handlanger te drukken.
De heer Tates zegt, dat iemand, die pas op de fa-
briek komt en waarvan men niet weet, of hij voldoen
zal, cokessorteerder wordt gemaakt