24 October 1813
121
VIII.
Ontsiag
onderw es
H. F. G.
Roozen.
IX.
3e Kasgeld
leen. 1919
De heer Vn'ng vraagt, of de ambtenaren, die ziek
zijn, ook gecontroleerd worden.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer Vring merkt op, dat dan alles ophoudt.
De heer van Unen wijst er cp, dat in artikel 5,
onder 2e lid, bij 3o wel onderscheid wordt gemaakt
tusschen kostwinners en niet-kostwinners, doch dit
onderscheid staat niet bij lo. Spreker vraagt, of het
wel noodzakelijk is, dat een jongmensch, dat voor
eerste oefening in dienst komt, 90pCt. zijner jaarwed-
de behoudt. Spreker vindt dit wel wat veel, terneer
dsar hij in buitengewcne omstandigheden maar25pC-
krijgt.
De Voorzitter antwoordt, dat volgens de oude redac-
tie bij ailes onderscheid werd gemaakt tusschen
kostwinners en niet-kostwinners.
De heer van Unen zegt, dat het dus de bedoeling
is, dat de niet-kostwinners 25 pCt. krijgen.
De Voorzitter antwoordt, dat dit de bedoeling is,
en geeft daarom in overweging ait. 5 lid 2. zoodanig
te wijzigen, dat de onderscheiding in kostwinners en
niet-kostwinners slaat op dat geheele lid 2, en in
verband hiermede in lid 3 te laten vervallen „onder
3o".
Dit wordt algemeen goedgevonden.
De heer Tates vraagt, wat in lid 4 van art. 5 wordt
bedoeld met de woorden „dat zij bijdragen tot het
onderhoud van anderen". Spreker vraagt, hoever zich
dat uitstrekt.
De Voorzitter autwoordt, dat met „ar.deren" familie-
leden worden bedoeld.
De heer Tates vraagt, of het dus in de familie moet
blijven.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
Vervolgens wordt de ontwerp verordening, met de
zooeven vermelde wijzigingen in leden 2 en 3 van
art. 5 zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
VIII. Adres van Mej. H. F. G, Roozen om eervol
ontslag a!s onderwijzeres aan de 0. L. School met
gunstig advies.
Burgemeester en Wethouders adviseeren om aan
Mej. H. F. G. Roozen met ingang van 1 pecember
1919, eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan
de O. L. School.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform dit ad-
vies besloten.
IX. Voorstei tot het aangaan van een 3e kasgeld-
leening voor 1919.
Het vcorstel van Burgemeester en Wethouders luidt