12 Februari 1920
31
De heer Van Unen zegt, dat al krijgt de Regeering
een aanbeveling, zij er zich niet aan behoeft fe houden
De heer Dr. Droog zegt, dat de Gemeente er toch
iets meer recht door krijgt.
De heer Van Unen vindt het voorstel onschuldig,
omdat de Regeering zich niet aan de aanbeveling behot'ft
te houden.
De heer Tromp zegt, dat de invloed van den Raad
nu in 'tgeheel niet bestaat.
De heer Jhr van de Poll gelooft, dat er dan meer
door de Burgemeesters zou gesolliciteerd worden bij
de Wethouders en de Raadsleden. De Regeering heeft
grooter keus dan de Raad, omdat zij meer jongere
Burgemeesters kent, zoodat zij toch in vele gevallen
vari de aanbeveling zou moeten afwijken.
De heer Dr. Droog wijst er op, dat de gemeentewet
zegt, dat de Burgemeester bij voorkeur uit de ingezete-
nen wordt benoemd. In de praktijk gebeurt dit echter
zelden.
De heer Van Unen zegt, dat wel meer van de wet
wordt afgeweken.
De heer Tromp vindt dit te meer reden om adhaesie
aan het adres te betuigen.
De Voorzitter zegt, dat het in de praktijk moeiliik
zal lijken J
De heer Dr. Droog zegt, dat al wordt adhaesie be-
tuigd, het dan nog niet zeker is, dat de wet veranderd
wordt. 't Is wel eens goed, dat de ingezetenën zich
eens laten hooren. De wet zegt„uit de gemeente"
maar dit gebeurt bijna nooit.
De heer Tromp stelt voor wel adhaesie te betuigen.
De heer Dr. Droog wil er uitdrukkelijk bijvoegen,
dat het niet met het oog op deze gemeente is Spre
ker is daarover best tevreden.
De heer Jhr, van de Poll stelt het geval, dat iemand
uit de gemeenle op de aanbeveling staat. Deze wordt
niet benoemd. De naam is officieel bekend gemaakt,
zoodat iedereen weet, dat hij op de aanbeveling stond!
Spreker vraagt, of dat nu wel prettig voor zoo iemand is.
De heer Dr. Droog vindt dit niet zoo erg.
De heer Van Unen zegt, dat dit in kleine gemeen-
ten erger is dan in andere gemeenten.
Het voorstel van den heer Tromp wordt alleen door
den heer Dr. Droog, derhalve niet voldoende onder-
steund.