29 April 1920.
78
De Voorzitter vraagt. of het dan de bedoeling is
één toeslag te geven Spreker vraagt, of men gelooft,
dat juist de aanslag in den hoofdelijken omslag een
goeden basis is.
De heer van der Erf„weet U misschien een andere
De Voorzitter zou ook willen nemen alle inkomsten
van de kinderen, dus het gezinsloon. Kinderen, die
20 f30,— per week verdienen en f 10.kostgeld
geven, worden ru niet gerekend, maar het zou veel
juister zijn, als dezen er bijgeteld werden.
De heer van der Erf zou een andere regeling toe-
juichen, maar zoolang deze er niet is, zou hij den
toeslag willen laten blijven
De heer van Unen gelooft, dat in de Commissie
voor de Bedrijven niet zoozeer de nadruk is gelegd
op het verband met ae hoogere loonen In principe
was de Commissie het eens met wat in andere groo-
te gemeenten gebeurt. Proefondervindelijk ishetgeble-
ken niet juist te zijn beneden den kostprijs te leveren
aan bepaalde categorieën, omdat dit leidt tot een vrij
groote prijsverhooging voor de anderen. Men moet
'1et niet van c en belastingstandpunt bezien.'tls in een
bedrijf iets anders dan in de politiek In Amsterdam
is het gebleken, dat het verschil in prijs niet bevor-
derlijk îs voor een bedrijf en daarom heeft men dit
systeem in Amsterdam en ook in Zaandam laten va-
ren Dat is ook hier de reden geweest, vooral nu er
niet meer zoo groote bezwaren aan verbonden zijn.
Hij meende er op te rnoeten wijzen, dat de afschaffing
van den toeslag niet zoo nauw verbonden is aan de
hoogere Ioonen
De Voorzitter zegt dat dit meer betreft het differen-
tieel tarief. De heer Philips, Directeur van het Gasbe-
drijf, heeft over het gastarief een rapport samengesteld
dat aan de raadsleden zal worden toegezonden, zoo-
dat dezen kennis kunnen neinen van den inhoud vau
dit stuk. Hij acht het beter deze kwestie thans niet
te behandelen. Spreker wil nog even opmerken, dat
m de vergadering van 4 Maart j. I. té Zaandam alle
toeslagen zijn afgeschaft,
De heer Trornp zegt dat dit van Zaahdam te be-
grijpeh is. Spreker zou het toejuichen, als het voorstel
van den heer van der Erf wordt aângenomen. Hij be-
grijpt niet, naar aanleiding van het gezegde van den