29 April 1920.
82
terwijl dan verder de prijs voor elken M3 verbruik
gelijk is. Dit heeft het bezwaar. dat degene, die wei-
nig verbruikt, er nadeel van heeft. Zoo zou de oplos-
sing ook gevonden kunnen worden door bijv. iedere
maand f 1,— ineens te storten en dan den prijs te
stellen op 16 cent, doch dit wordt hier voorkomen door
de lagere verbruikers een hoogeren prijs te laten be-
talen. Op iedere aansluiting rust een zeker kapitaal en
daarvoor moet eerst een bepaald bedrag worden op-
gebracht.
De heer Tromp vindt, dat degenen, die 40 45 M3
gas verbruiken den hoogsten prijs betalen
De Directeur antwoordt, dat zulken ook wel voor-
deel aanbrengen aan het bedrijf, doch vooral de groo-
te verbruikers drukken den prijs naar beneden.
i)e heer Tromp zegt, dat ook de vele kleine ver-
bruikers den prijs drukken.
De Directeur heeft veel liever 1 verbruiker van 80
M3 dan 2 verbruikers van elk 40 M3, omdat daar
alles dubbel is, zooals het kapitaal van de aansluiting
en bijv. het meteropnemen.
De Voorzitter wil thans terugkomen op het voorstel
van den heer van der Erf, om den toesiag te behou-
den tot een beiastbaar inkomen van f 400
De heer Van der Erf zegt, dat er 2 klassen waren
nl. tot f 100 belastbaar inkomen en van 100 f 500
belastbaar inkomen Hij zou dit nu willen veranderen
in één klas tot f 400
De heer Tromp heeft gehoord. dat hetjuister is een
regeling te treffen volgens het gezinsinkomen Zou het
niet wenschelijk zijn, dat Burgemeester en Wethouders
met een voorstel in dien geest komen en zoolang de
bestaande regeling te laten blijven.
De Voorzitter acht de zaak nu genoeg besproken
en zou tot stemming willen overgaan. Spreker verzoekt
den heer van der Erf zijn voorstel nog eens te her-
halen.
De heer van der Erf stelt voor een toeslag van 6
cent te geven aan inkomens beneden Î400.—
De Voorzitter zegt. dat de toeslag voor velen dan
veel hooger zal worden.
De heer Van der Erf zou dan het gemiddelde van
thans willen nemen, wijzigt daarom zijn voorstel en
stelt voor een toeslag van 5 cent te geven aan hoof-
den van gezinnen met belastbare inkomens beneden
f 400.—.