29 April 1920.
75
Prinsessekade, om het daarheen te leiden, dat niet de
geheele kade door de onoogelijke schuitenhuizen wordt
bebouwd, waardoor het uitzicht zou worden belem-
merd en de kade haar voornaam aanzien zou ver-
liezen. Adressanten zouden het ten zeerste op prijs
stellen, indien deze huisjes werden gepiaatst achter
het transformatorenhuisje of aan het einde der kade,
daar waar geen huizen zijn gebouwd. De Voorzitter
zegt, dat dit stuk in handen van Burgemeester en
Wethouders zou moeten worden gesteld om advies,
maar omdat de zaak reeds nu behandeld wordt, stelt
hij voor het adres voor kennisgeving aan te nemen.
Burgemeester en Wethouders zullen bij het verieenen
van vergunningen steeds het adres in hun aandacht
houden en plaatsen uitzoeken, waar deze het minst
hinderlijk zijn. Achter het transformatorenhuis zulien
niet veel schuitenhuizen kunnen worden geplaatst
en aan het einde der kade, waar geen straat is, zou
men op particulier terrein komen. Burgemeester en
Wethouders zullen er echter op letten, dat er zoo
weinig mogelijk onaangenaamheden uit voortkomen.
De heer Van Unen vraagt, of het niet mogelijk zou
zijn met den bezitter van het terrein achter de Einden-
houtstraat een regeling te treffen voor schuitenhuizen.
Spreker denkt. dat daar wel 3 4 schuitenhuisjes
kunnen geplaatst worden.
De Voorzitter vindt, dat dit meer op den weg iigt
van hen, die een schuitenhuis wiilen plaatsen. Wel
zou de gemeente er misschien eenigen invloed op
kunnen uitoefenen.
De heer Van Unen gevoelt veel voor het adres van
de bewoners van de Prinsessekade.
De Voorzitter zegt, dat het hebben van schuiten-
huizen een der charmes van deze buitengemeente is.
Men moet er dus gelegenheid voor geven, maar Bur-
gemeester en Wethouders zullen letten op de bezwa-
ren van adressanten
Hierna wordt bedoeid adres voor kennisgeving aan-
genomen.
De heer Tates vraagt, of men met den huurprijs
niet in strijd komt met de nieuwe belasting betreffen-
de heffing van rechten.
.De Voorzitter antwoordt, dat het hier een verhuring
betreft.