20.
■27fxbrugri 1920.
7 Art. 3. J/
een plaatselijke of landelijke bond als bedoeld in art.
1 sub c aan de volgende eischen voldoen
a. hij moet Koninklijke goedkeuring op zijne sta-
îuten hebben verkregen en uitsluitend of onder meer
îen doel hebben de belangen van zijne in dienst dezer
gemeeriîe zijnde leden te bevorderen
b hij moet ten minste 5 leden tellen op wie het
ambtenaren-reglement dezer gemeente van toepassing
is de leden van den bond, die tevens lid zijn van een
anderen bond met gelijk doel, worden ter bepaling
van het aantal leden slechts voor een dier bonden
geteld en wel voor dien, welken zij zelven aanwijzen
c. hij moet zich schriftelijk bereid verklaard heb^^--'
ben telkcn jare een vaste aîgevaurdigdu ari plaatavcr
vnnger in cle Cammiosjp voor ten minsle één jaar aan-
te w'iizcn. /sJZr e
r
Afgevaardigden of hunne plaatsvervangers kunnen
slechts zijn politieagenten in vasten dienst der gemeente
op wie het ambtenjH'en regle^ient. van toemj«sing is.
/Jp /yyr<? SW 7-s r
Met inachtneming van de in artikel 2 sub a ten
r aanzien van de leden gemaakte bepaling heeft elke
plaatselijke en landelijke bond -recht op/&érr-afgeyaar-^/
Elke plaatselijke en landérijke bond 'zendt voor den
aanvang van elk kalenderjaar aan den Burgemeester
een lijst, waarop met inachtneming van het bepaalde
bij art, 2 sub b, in alphabetische volgorde zijn ver-
IJ -l_
meld de namen der leden.
Art. 5.
De vergaderingen van de Commissie worden als
regel éénmaal in de drie maanden gehouden en voorts
zoo dikwijls de Voorzitter dit noodig oordeelt.
Aan een verzoek van ten minste drie leden der
Commissie tot het houden van een vergadering wordt
door den Voorzitter zooveel mogelijk gevolg gegeven.