19.
l&Februari 1920.
3
Art. 6.
De oproepingsbriefjes worden als regel minstens
8 dagen voör het houden van de vergadering aan de
leden der Commissie toegezonden.
Bij verhindering zendt een lid het oproepingsbriefje
zoo spoedig mogelijk door aan het voor hem aange-
wezen plaatsvervangend lid en geeft daarvan tegelij-
kertijd kennis aan den Secretaris der Commissie.
Art. 7.
De leden der Commissie, die plaatsing van een
onderwerp op de agenda wenschen, doen daarvan
onder bijvoeging van een schriftelijke toelichting aan
den Voorzitter mededeeling.
Art. 8.
De Voorzitter stelt hen, die tot bijwoning der ver-
gadering zijn opgeroepen, ten minste vijf dagen vôör
de vergadering in de gelegenheid kennis te nemen van
de notulesn der vergaderingen en van de stukken, wel-
ke op de te behandelen onderwerpen betrekking heb-
ben.
Art. 9.
leder lid teekent bij zijn komst in de vergadering zijn
naam op een presentielijst. De Vergadering wordt
d°or den voorzitter geopend, op het uur in het op-
roepingsbriefje bepaald, wanneer alsdan het vereischte
aantal leden aanwezig is. Indien één kwartier na den
voor de vergadering bepaalden tijd slechts de helft
der leden aanwezig is, doet de Voorzitter de namen
der afwezigen oplezen.
Mij doet mededeeling van de ingekomen stukken
en belegt een nieuwe vergadering binnen 8 dagen.
Is ook dan het vereischte aantal leden niet tegenwoor-
dig, dan kan de vergadering, ongeacht het aantal aan-
wezige leden, doorgaan.