10
i
FZHKUAfU 1921
4
Art. 8.
De vergadering mag niet beraadslagen of besluiten
zoo niet ten minste 3 leden tegenwoordig zijn.
De besluiten worden bij volstrekte meerderlleid der
stemmende leden genomen.
Bij staking van stemmen heeft. wanneer de zaak
naar het oordeel van de meerderheid der vergadering
uitstel kan lijden, de herstemming in de eerstvolgende
vergadering plaatsanders, of indien destemmen ook
in die volgende vergadering staken, wordt het voorstel
geacht verworpen te zijn.
Art. 9.
De Commissie vergadert in het daartoe door Bur-
gemeester en Wethouders beschikbaar te stellen lokaal.
Aan de leden der Commissie wordt uit de gemeen-
tekas een presentiegeld toegekend ten bedrage van
f 2.50 per lid voor elke bijgewoonde vergadering met
dien verstande, dat het presentiegeld voor allen te za-
men per jaar het bedrag van f 75,niet zal over-
schrijden.
Art. 10.
De Commissie neemt in acht de haar betreffende
bepalingen van de artikelen 179, 180, 181. 183 en 184
der lager onderwijswet 1920.
Art. 11.
In afwijking van het bepaalde in art, 3, eerste lid,
heeft de eerste aftreding ingevolge art. 3, derde lid,
plaats op l'Januari 1922 terwijl vervolgens elk jaar
een vijfde gedeelte der leden aftreedt.
Art. 12.
Deze verordening treedt heden in werking, terwijl
als vervallen wordt beschouwd de „Verordening op de
zamenstelling en inrigting van de Plaatselijke Commis-
sie van Toezigt op het Lager Onderwijs te Heemstede".
Gedaan ter Openbare Vergadering van âzn
Fj&Pä&ti 1921.
De Secretaris,
De Voorzitter,