74
15 SEPTEMBER 1921.
3
Artikel 10. Hij za! hebben toe te zien, dat eeen
bjk ter aarde wordt besteld vöör den tijd, op de be-
graafbiljetten vermeld.
Artikel 11. Behoudens verlof van den Burgemees-
blJ budengewone omstandigheden, moet het be-
graven plaats hebben tusschen des morgens 8 en des
namiddags 4 uur.
Artikel 12. Voor de lijkbaren, touwen en verder
materiaal, dat het eigendom der Gemeente is, wordt
ûoor hem de noodige zorg gedragen.
Na elke begravjng wordt een en ander onmiddel-
ijk opgeborgen en zoo noodig schoongemaakt.
Oenoemd materiaal en verdere gereedschappen van
Gemeente mag hij uitsluiiend in dienst der üe-
meente gebruiken en nimmer aan anderen in gebruik
geven. s
Artike! 13. Hij is verplicht, de op de begraafplaats
hangende armenbus ten behoeve der Algemeene Ar-
men, na afloop van elke begrafenis ter Gemeente-
Secretane te brengen ter lediging en ze vervolgens
weer op de daarvoor bestemde plaats op te hangen.
,4'f Te!kens' wanneer een lijk is begraven,
moet het graf voör zonsondergang weder behoorliik
zijn gesloten. nij zal toezien, dat de graven behoor-
lijk gesloten blijven.
Artikel 15. De doodgraver, tevens werkman bii
paden en wegen, zal moeten wonen in de doodora-
verswoning, welke de Gemeente voor hem beschik-
baar stelt en hiervoor aan de Gemeente eene huurpriis
moeten betalen, door den Raad te bepalen, terwijl hij
tevens het genot zal hebben van den bij die wonintr
gelegen tuin. 1 8
Aan den doodgraver zal van gemeentewege boven-
kleeding worden verstrekt, bestaande uit jas, broek
vest en pet, welke kleeding door hem bij begravin^
moet worden gedragen.
Ueze kleeding mag hij niet op andere tijden dragen,
of aan anderen in gebruik afstaan.
Artikel 16. Voor zooveel riiet uitdrukkelijk het
tegendeel daaruit blijkt, zijn op den doodgraver, te-
vens werkman bij paden en wegen, ook tijdens zijne
werkzaamheden als doodgraver, van toepassing de