19 OCTOBER 1921.
183
De heer Tromp vindt, dat men kan zeggen in 't
Noorden, dat men daar wel den grond heeft voor
een badhuis, maar dat het badhuis zelf er niet komt.
Spreker wijst er op, dat het centrum zwemvijvers
heeft, waar zelfs menschen uit Haarlem gebruik van
maken. Deze zwemvijvers hebben reeds een zekere
vermaardheid in Haarlem, een ander woord zal spre-
ker hier maar niet gebruiken, hoewel dit zeer terecht
zou zijn. In 't Noorden heeft men niets. In de Leid-
schevaart is het verboden om te zwemmen en maar
goed ook. Daar de grond is aangekocht vindt spre-
ker het noodzakelijk, dat er ook iets in 't Noorden
van dien aard komt. Voor de bewoners van Bosch
en Vaart is het niet gemakkelijk om naar het centrum
te gaan.
De Voorzitter vindt, dat waar zooveel personen uit
Haarlem naar de Heemsteedsche Zwemvijvers gaan,
zonder te letten op den afstand, de bewoners van
Boscli en Vaart dit bezwaar niet mogen laten gelden
om hier het badhuis te bezoeken.
De heer Tromp zegt, dat omgekeerd hetzelfde geldt
voor de bewoners uit het centrum.
De Voorzitter vindt, dat waar voorloopig maar één
badhuis wordt gesticht, het 't beste is dit te plaatsen
in het midden der Gemeente. Moeten er Iater meerdere
komen, dan kunnen die op andere punten worden
gezet.
De heer Tromp zegt, dat wanneer hier eenmaa!
een badhuis staat, men in 't Noorden nooit een bad-
huis meer zal krijgen. Alleen behoudt men daar den
grond voor een badhuis als herinnering. In den Raad
is altijd gesproken over een badhuis in 't Noorden
en er zijn zelfs teekeningen geweest, die heel kost-
baar waren. Toen het Noorden begon over een bad-
huisje, wilde het dorp direct een badhuis.
De heer Tates sluit zich aan bij het betoog van den
heer Tromp.
De heer Tromp vindt het jammer, dat het noorde-
lijk deel der gemeente zoo op zij wordt gezet.
Vervolgens wordt het voorstel van Burgemeester
en Wethouders aangenomen met 9 tegen 2 stemmen,
Tegen stemden de heeren Tromp en Tates,