19 OCTOBER 1921.
157
De Voorzitter antwoordt, dat rnen nu overhetbatig
saldo moet beslissen, omdat het met de rekening
samenhangt.
De heer Van Unen zegt, dat het saldo moeilijkvan
het vermenigvuldigingscijfer is te scheiden en dat hij
daarom een uitstapje moet maken naar punt 16. De
kwestie is deze, wanneer het saldo van ruimf 106.000
niet wordt gebracht op den dienst van 192?, maar
over 2 jaren wordt verdeeld, dan is dat van grooten
invloed op het vermenigvuldigingscijfer. Dit belang-
rijke punt is eerst twee dagen geleden onder de aan-
dacht gebracht. Spreker heeft deze zaak nog niet goed
kunnen behandelen en daarom vraagt hij, of het niet
mogelijk is dit punt aan te houden tot de volgende
vergadering. Spreker vindt, dat de leden wel bijzon-
der weinig tijd hebben gehad dit onderwerp te be-
studeeren.
De Voorzitter zou het ontraden dit punt aan te
houden met het oog op de vaststelling van het ko-
hier.
De heer Van Unen vraagt, waarom de leden deze
stukken dan niet vroeger hebben ontvangen. Hij vindt
het van groot belang, wanneer het vermenigvuldi-
gingscijfer op 1.2 inplaats van op 1.3 zou kunnen
worden gebracht en van grooter belang dan het uit-
stellen van het rondzenden der belastingbiljetten. Bij
het debat zou kunnen blijken, of sprekers meening al
of niet juist is. Hij beschikt thans niet over genoeg-
zame gegevens. Hij zou daarom dit punt willen aan-
houden.
De Voorzitter antwoordt, dat zoolang niet is uitge-
maakt, hoe het saldo wordt bestemd, Burgemeester
en Wethouders zeer bezwaarlijk de begrooting voor
1922 klaar kunnen maken.
De heer Van Unen vindt dit een eigenaardigen
cirkel.
De Voorzitter zegt, dat men de wettelijke voor-
schriften toch moet opvolgen.
De heer Van Unen acht het van zeer groot belang
om het batig saldo niet over de 2 komende jaren te
verdeelen, maar op het eerstvolgende jaar te brengen.
De Voorzitter constateert, dat de heer Van Unen
dit saldo dus wil brengen op den dienst van 1921
en niet op 1922. Spreker verwacht dan in 1922 een
groote financieele débacle.