30 AUGUSTUS 1922
f. op vleesch, dat wordt ingevcerd of doorgevoerd
en dat ter keuring naar het keuringslokaal van het
Openbaar Slachthuis wordt overgebracht langs de in
art. 9 genoemde wegen met inachtneming van het
bepaalde bij artikel 7 dezer verordening
g. ten aanzien van vleesch, dat in stukken van 5
K.U. of minder door de verbruikers of bedienden
wordt vervoerd uit in de gemeente gelegen vleesch-
winkels of andere verkooplokalen van vleesch naar
hunne woningen
h. op vleesch, waarvan het vervoer door Burge-
meester en Wethouders onder opvolging van de door
hen daaraan te verbinden voorwaarden is toegestaan.
Artikel 13.
Vleesch mag slechts dan op hoofd en schouders
worden gedragen, indien deze met zindelijke doeken
bedekt zijn.
Overigens gelden voor het vervoer van vleesch in
de gemeente dezelfde bepalingen als omschreven in
de artikelen 62 en 63 van het K.B. van 5 Juni 1920,
Stbl. no. 285.
Artikel 14.
Ieder, die vleesch of vleeschwaren vervoert, in zijn
bezit of onder zijn beheer heeft, is verplicht dit op de
eerste vordering van de ambtenaren, genoemd in arti-
kel 44 der Vleeschkeuringswet te vertoonen en, zoo
dit verlangd wordt over te brengen of te doen over-
brengen naar het Openbaar Slachthuis.
Bij weigering zal de overbrenging op zijn kosten
geschieden, onverminderd de strafvervolging terzake
van de weigering.
VERKOOP VAN VLEESCH EN VLEESCH WAREN.
Artikel 15.
Onverminderd het bepaaide bij de artikelen 19 en 47
der Vleeschkeuringswet is ieder, die op het tijdstip
van het in werking treden dezer verordening het be-
drijf van vleeschverkooper uitoefent, gehouden daar-
van binnen een maand na dat tijdstip schriftelijk ken-
nis te geven aan den Directeur, tenzij hij die kennis-