115
Bouw rijwielbewaarplaats
bij de Bijz. Prot. School.
21 DECEMBER 1922
Aan den Raad.
Van het Bestuur van de Bijzondere Protestantsche
School alhier is ingekomen een verzoek, dd. 6 Octo-
ber j.l., om gelden uit de gemeentekas beschikbaar
te stellen voor den bouw van een tijdelijke bewaar-
plaats van rijwielen, omdat de bestaande bewaarplaats
van fietsen door het toenemen van het aantal leerlin-
gen te klein is geworden.
De kosten worden geraamd op f 250.f 300.
Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van het be-
paalde in art. 72, le. lid der Lager Onderwijswet 1920.
Hoewel de wet dit niet voorschrijft, hebben wij ons
gewend tot den inspecteur van het Lager Onderwijs
in de Inspectie Haarlem met de vraag, of voor inwil-
liging vatbaar is eene aanvrage van het Bestuur eenc
Bijzondere School om gelden beschikbaar te stellen
voor den bouw van eene tijdelijke rijwielbewaarplaats.
Deze heeft bij brief van 15 November j.l. als volgt
geantwoord „In antwoord op nevenvermeld schrij-
„ven, heb ik de eer Uw College te berichten, dat
„het bouwen van een tijdelijke of vaste rijwielen-
„bewaarplaats geenszins valt onder een der motie-
„ven, die volgens art. 72, lo. der Lager Onderwijs-
„wet 1920 aanleiding kunnen geven om aan een
„Bestuur van een Bijzondere School gelden te ver-
„strekken door het gemeentebestuur, omdat zulk een
„bewaarplaats niet tot de noodzakelijke inrichting
„van een school behoort".
In ons College heerscht verschil van meening om-
trent de vraag, of op grond van het aangehaalde ar-
tikel der Lager Onderwijswet, gelden kunnen worden
toegestaan voor de vergrooting van een rijwielbe-
waarplaats.
Dit ar:ikel noemt drie redenen, welke aanleiding
kunnen geven om gelden uit de gemeentekas beschik-
baar te stellen en wel het vestigen van een Bijzondere
Lagere School, het uitbreiden van eene bestaande Bij-
zondere Lagere School en het veranderen van de in-
richting van het gebouw dier school.
De meerderheid van ons College vindt, dat het ver-
grooten van een rijwielbewaarplaats niet onder een