22 FEBRUARI 1923.
worden geweten aan de lage valuta van onze Ooster-
buren, maar als de boeren- en tuindersstand de laatste
jaren even lang of liever gezegd, even kort had ge-
werkt als de ambachtslui, zou men heel andere prijzen
voor hun producten hebben gezien. De producent zou
er niet mede gebaat zijn, maar de consument zou er
de dupe van geworden zijn. En als de land- en tuin-
bouwende bevolking voor een groot deel in behoefti-
gen toestand verkeert, ook al doordat zij tengevolge
van hun groote arbeidspraestatie en langen werkdag
een overcompleet aan volksvoedsel hebben geteeld,
waarvan tcch de andere helft der bevolking maar lek-
ker profiteert, dan vindt spreker, dat zij toch ook het
recht hebben om te verlangen, dat de andere werk-
lieden ook eens wat langer werken, opdat alle andere
benoodigdheden voor het dagelijks leven eveneens in
prijs zakken. Hij juicht het daarom toe, dat thans
voorgesteld wordt den onrechtvaardig toegepasten
iy of 8-urigen werkdag een weinig te verlengen.
De heer Van Unen zou enkele inlichtingen willen
vragen over de overgangsbepaling. Hij meende, dat
in de Commissie voor de Bedrijven en ook in de
Commissie voor Openbare Werken gezegd is, dat
wanneer iemand door de nieuwe loonregeling in loon
zou achteruit gaan, hij zijn besfaand loon zou behcu-
den en spreker vindt dit volkomen juist. Als hij echter
de overgangsbepaling goed begrijpt, dan behouden
ook de jeugdige werklieden hun fegenwoordige re-
geling, terwijl ook de overuren blijven berekend vol-
gens de bestaande uurloonen, zoodat men voor die
menschen moet büjven rekenen met 1/45 in plaats
van met 1/48. Het lijkt spreker toe, dat dit niet de
bedoeling is geweest. Hij dacht, dat die toeslag bij
de eerstvoigende periodieke verhooging zou worden
verrekend en niet voor het heele leven lang zou
gelden.
De heer Dr. Droog zegt, dat dit r.iet een regeling
is voor het heele leven, maar zoolang d e z e loon-
regeiing geldt. Wanneer ze volgens de nieuwe rege-
ling minder zouden ontvangen dan volgens de oude
regeling, dan blijft voor hen de oude regeling gelden,
omdat ze anders in een ongunstiger pcsitie zouden
komen. Burgemeester en Wethouders hebben de tegen-
woordige werklieden voorgeen cent willen benadeelen.
De heer Van Unen vindt dit een bijzonder eigen
aardige regeling.
De heer Dr. Droog zegt, dat de werklieden die er
eenmaal zijn, de periodieke verhoogingen behouden
volgens den ouden toestand. Die er nieuw bij komen,
vallen direct onder de nieuwe regeling.
De heer Van Unen vindt dit een buitengewoon in-
gewikkelde geschiedenis.