17 MEI 1923.
69
dat er geld bij moet, zooals bijv. met schoolgeld en
daarom zou hij een voorzichtige politiek willen voe-
ren. Het hoogste percentage is nu al gedaald van 5.2
op 4; dit is al een heele sprong en hij gelooft niet,
dat het juist is om nog lager te gaan. Wat betreft de
aflossing voor de nog niet aangegane geldleening,
meent spreker te moeten opmerken, dat men toch
eigenlijk een leening had moeten uitschrijven, al was
het da'n maar een leening voor één jaar. Nu heeft
een Ieening van één jaar evenveel recht op aflossing,
als eene van 25 jaar. Men zit nu met een groote kas-
geldleening en het is wel degelijk de opinie, dat deze
ook op den gewonen dienst moet drukken. Watdoor
den heer Tromp is gezegd over een andere progres-
sie, acht spreker niet heelemaal juist bij dit punt, om-
dat het voorstel alleen gaat over het vermenigvul Ji-
gingscijfer.
De heer Tromp zegt, dat dit wel niet heelemaal aan
de orde is, rnaar dat het er toch mee in vcband staat,
want wanneer zou het er dan wel over gaan.
De Voorzitter vindt, dat dit weer de oude kwestie
is, of men al of niet een hooge progressie moet heb-
ben. Men moet in 't oog houden, dat Bloemendaal
geen progessie heeft. Spreker was persoonlijk ook
tegen progressie maar een lage progressie als liier
is, gaaf nog. Hij geeft als zijn meening te kennen,
dat juist door een lage progressie de toestand zoo
gunstig is. Men zou zich op een hellend vlak bege-
ven door de progressie sterker te maken en men zou
spoe iig niet meer allerlei uitgaven kunnen doen, die
men thans doet.
De heer Van Unen vvil in de eerste plaats tegen
den heer Tromp. opwerpen, dat hij niet gelooft, dat
het stelsel van de belasting aan de orde is. In de ver-
ordening is een tabel vastgesteld en nu moet de Raad
het cijfer vaststellen, waarmede de bedragen in die
tabel moeten worden vermenigvuldigd. Men doet dus
op het oogenblik niets anders dan uitvoering te geven
aan de verordening. Spreker constateert, dat de Voor-
zitter van hem eerder verhooging had verwacht. Spre-
ker is niet gewoon om de menschen af te schrikken,
maar wel om ze aan te lokken. Het is dan ook juist
in dien geest, dat hij belasfingverlaging voorstelt om
kapitaalkrachtige burgerij eenigszins te lokken. De
Voorzitter heeft verder bezwaar tegen het interen van
f 82.000.—omdat men dit later weer zou moeten in-
halen. Spreker acht dit standpunt minder juist, omdat
men alleen een bestaande reserve van f 285.000.gaat
verminderen met f 82.000.inverdienen zou alleen
dan moeten geschieden, als er eene reserve van f 285.000