25 OCTOBER 1923
De heer Jhr. van de Poll vervolgt, dat deze zaak
heel juist is nagegaan. Wat betreft het standpunt van
den heer Tromp, dat deze dank brengt voor hetadres
van de Gebr. Smit
De heer Tromp interruppeert„voor de teekening".
De heer Jhr. Van de Poll weet, dat vöör de vorige
vergadering een der twee heeren Smit bij de leden
is geweest en bezwaren tegen de afwijking heeft ken-
baar gemaakt. Deze heeft ook medegedeeld, dat de
buurman, de firma Peeperkorn, er tegen was. Dit is
volkomen niet juist. Burgemeester en Wethouders heb-
ben een brief geschreven aan de firma Peeperkorn,
zijr.de de eenige belanghebbende. Van de firma is een
brief terug ontvangen, waaruit blijkt, dat zij totaal
geen bezwaar tegen de afwijking heeft. Spreker wil
aan de dames en heeren overiaten de manier, waarop
Smit deze zaak heeft voorgedraaid, te beoordeelen.
Hij vindt, dat de zaak voldoende is bekeker., dat men
zich niet moet laten beïnvloeden en dat men den
schoonheidsadviseur in dezen moet volgen.
De heer Van Unen stelt er prijs op te verklaren,
dat hij zijn stem uitbrengt los van het adres van de
Gebr. Smit. Hij wil zoovee! mogelijk vasthouden aan
het bestaande plan en hij zou ook tegen deze afwij-
king zijn geweest, als het adres niet was gestuurd.
De heer jhr. vari de Poll vindt het jammer, dat de
heer Van Unen er nu tegen is
De heer Van Unen zegt, er bijna altijd tegen ge-
weest te zijn.
De heer Tromp verwondert zich sterk over de uit-
lating van den heer Van de Poll overSmit. Deze kan
zich hier niet verdedigen. Spreker ontkent het.
De heer Jhr van de Poll kan het bewijzen. Hij is
ook geweest b;j den heer Van Hardenbroek, die in
de vorige vergadering ook in de oppositie was en
deze heeft hem persoonlijk verklaard, dat de zaak
precies zoo is voorgedragen.
De heer Jorritsma vraagt, wat dit wil zeggen.
De heer Tromp vraagt, of men zich alles moet laten
aanleunen, wat de heer Van Hardenbroek zegt.
De heer Dr. Droog betoogt, dat het Uitbreidings-
plan al jaren oud is, dat dit zich niet altijd meer aan
de tegenwooidige tijdsomstandigheden aan past en
dat dit een reden is, dat zoo dikwijls afwijking moet
worden verleend, omdat het anders plagerij zou wor-
den. De zaak wordt altijd goed nagegaan en ook de
schoonheidsadviseur bekijkt de zaak goed. Hij vindt,
dat de Raad in het resultaat van het onderzoek wel
vertrouwen mag stellen. De zaak wordt er in dit geva!
niet minder op, maar beter. De dubbele woning komt