24 JANUARI 1924
7
IY IV. Verordening Openbare Scholen en Onderwij-
zend Personeel.
Verorden. |_|ef voorstel en ontwerp-besluit luiden
Openbare
Scholen en
Onderwiiz Verordening voor de Openbare Scholen en voor
p het Onderwijzend Personeel aan die Scholen
ersonee Qemeenfe Heemstede.
De heer Breed zegf, daf in deze verordening hee-
lemaal niets staat over de gehuwde vrouw in de
school. Hij zou wel eens een principiëele uitspraak
van den Raad willen hebben om bijv geen gehuwde
onderwijzeressen te benoemen.
De Vooizitter zegt, dat dit voorstel vreemd aan de
orde van den dag is en niet bij deze verordening
thuis behooit. De verordening, die thans in behande-
ling is, heeft niets fe maken met de aanstelling van
onderwijzers.
De heer Jorritsma is ook van meening, dat het voor-
stel van den heer Breed nief in deze verordening
thuis behoort. Wanneer de heer Breed met alle ge-
weld de gehuwde onderwijzeres uit de school wil
hebben, dan moet hij dit niet op deze manier maar
op een andere wijze trachten gedaan te krijgen. Deze
verordening is meer een instructie voor het onderwij-
zend personeei.
De Voorzitter wijst er op, dat hij een vorigen keer
ook al eens gezegd heeft, dat de heer Breed een
voorste! kan indienen.
De heer Breed zegt, dat het voorstel bij deze ver-
ordening dus niet thuis behoort.
De Voorzitter antwoord ontkennend.
De heer Breed vraagt, waar het dan wel thuis be-
hoort.
De Voorzitter antwoordt, dat de heer Breed schrif-
telijk een voorstel of motie kan indienen om een uit-
spraak van den Raad te verkrijgen.
De heer Tromp zegt, dat volgens art. 3 der veror-
dening de aangifte voor het plaatsen van kinderen op
de school moet geschieden tusschen den lstenenden
20sten Juli. Spreker vraagt, of aangifte ook op andere
tijden mogelijk is.
De Voorzitter antwoordt, dat volgens art. 5 ook
tusschentijds kinderen tot de school kunnen worden
toegelaten.
De heer Tromp zegt, dat volgens art. 7 het besluit
tot toelating door Burgemeester en Wethouders tijdig
ter kennis wordt gebracht van het hoofd der school