20 MAART 1924
62
fouten in, maar de ervaring met de werkverschaffing is
niet zoo prettig.
De heer Jorritsma stelt voorop, dat hij vöör afschaf-
fing van de werkverschaffing is en vôör het vaststellen
eener steunregeling. Hij wijst er op, dat in het voorstel
van B. en W. wordt gezegd, dat door de voorgestelde
regeling in hoofdzaak wordt voldaan aan het verzoek
van het Bestuur van den Haarl. Bestuurdersbond. Spre-
ker vindt, dat dit „in hoofdzaak" alleen betreft, dat er
een regeling wordt voorgesteld en niet, dat deze is zoo-
als die in Haarlem.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer Jorritsma vraagt, hoe B. en W. denken over
ae afwerking van de verschillende werken. Hij vernroedt,
dat deze niet meer klaar kunnen konren, zooals die voort-
vloeiende uit de overeenkomst met de Zaanl. Terrein- en
Bouw Mij. Denken B. en W. deze werken stop te zet-
ten of uit de besteden; wat is daaronrtrent de bedoeling?
De Voorzitter zou eerst in principe willen uitnraken, of
men nreegaat met het voorstel van B. en W. om de werk-
verschaffnrg te eindigen en dan de andere punten willen
behandelen.
Wat betreft de afwerking, deelt spreker mede, dat
verschillende werken op 19 April wel zoowat zullen zijn
afgeloopen.
Het werk voor Turkenburg eindigt over een dag of
veertien. Het Grotstuk is ook bijna klaar. Enkele dingen
nroeten afgenraakt worden, hetgeen zoo noodig met losse
vverklieden kan gebeuren, maar sommige werken kunnen
best wachten.
De heer Van der Erf betreurt het, dat hem van ver-
sclrillende zijden ter oore is gekomen, dat de werkver-
schaffing geen nut heeft en niet op prijs wordt gesteld.
De bedoeling is toch, dat de gezinnen worden gelrolpen.
Het heeft hem gefrappeerd, dat terwijl de Werkloos-
heidscommissie zegt, dat niet allen werk zullen vinden,
zij toch voorstelt onr de werkverschaffing te eindigen.
Hij acht het niet zoo economisch, onr de menschen niet
aan 't werk te houden. Ze krijgen nu 18.loon per
week voor werk en straks 11.zonder werk. Nu moet
al bijzonder weinig of slecht werk worden verricht, als
dit nog geen f 7.waard zal zijn. Hij vindt het motief
dan ook niet erg steekhoudend en zou er daarom wel
voor gevoelen onr de werkverschaffing nog eenigen tijcl
door te zetten. Anders zou hij willen voorstellen om den
steun te verhoogen, ten einde de gezinnen niet al te veel
te dupeeren. Een arbeider met 4 kinderen ontvangt thans
f 22.doch straks volgens de steunregeling f 15.
Elk zal het met hem eens zijn, dat een gezin op geen
stukken na van f 15.per week kan rondkomen. Als
de Raad meent, dat er nu een steunregeling moet komen.