26 NOVEMBER 1925
opzicht in de goede richting waarvan ook een massa
Katholieke arbeiders in Amsterdam b.v. overtuigd zijn
en die zeer tevreden zijn.
De Voorzitter verzoekt bij de orde te blijven en
zich tot het onderwerp te benalen.
De heer Jorritsma zegt. dat de heer Tromp een
opmerking heeft gemaakt over den toestand in Am-
sterdam, en spreker weet wel, dat Wibaut alles gedaan
heeft en nooit iets goed doetin het oog van sommi-
gen, maar het gaat er toch goed. Voor de derde maal
verkreeg ik het woord niet, vervolgt spreker, en nu
ik inga op het gesprokene door den heer Tromp,
wordt deze kwaad, maar wanneer ik spreek van „op-
bieden", vervolgt spreker, is dat niet onjuist als men
een eigen voorstel gaat verhoogen.
De heer Tromp zegt, dat als het een verstandig
mensch was, die dat zei, hij het zich zou aantrekken.
De Voorzitter zegt, dat hij dergelijke uitdrukkingen
niet kan toelaten.
De heer Jorritsma zegt daarop wel terug te zullen
komen.
De heer Van der Erf is van oordeel, dat de voor-
gestelde wijziging niet volkomen voldoet aan de ver-
wachting en is van meening dat de werkloozen zoo-
veel mogelijk zelf moeten trachten om werk te vinden.
Het is zeer gewenscht, er zooveel mogelijk op aan
te sturen, dat verschillende werken worden uitgevoerd.
De regeling van de uitkeering moet naar sprekers
meening zoo zijn, dat het aanvaarden van werk in
het belang is van de werkloozen. Hierbij wijst spre-
ker er op, dat wanneer een arbeider f 12.50 steun
krijgt en hij zou in een dag f 3. kunnen verdienen, er
dan f2.wordt afgetrokken, zoodat hij practisch voor
dien dag f 1.in handen krijgt. Hij vreest, dat zoo'n
arbeider dan heel spoedig geneigd zal zijn, geen
moeite voor zulke dagen te doen, daar hij dan feite-
lijk voor fl.werkt. Wijziging van dergelijke bepa-
lingen zal aan de verordening en aan de gemeente
ten goede komen.
De heer De Breuk zegt, dat het hem wil voorko-
men, dat als het voorstel van den heer Tromp zou
worden overgenomen, men voor groote onbillijkheden
kan komen te staan. Hij noemt weder als voorbeeld,
een gezin van drie personen, met een grooten zoon,
waarbij al vast f 20.— niet in aanmerking komt voor
aftrek en de vader dus nog f 12.50 uitkeering zou
kunnen bekomen. Spreker waarschuwt er tegen dit
aan te nemen, daar dit niet behoorlijk is bekeken
kunnen worden en het na de gehouden besprekingen
hierover hem nog niet duidelijk is geworden, welke
gevolgen dit kan hebben.