21 JANUARI 1926
5
De heer Van der Erf zegt, dat hij er geen bezwaar
tegen heeft, dit adres in handen te stellen van Bur-
gemeester en Wethouders ter afdoening, daar hij niet
kan beoordeelen, of hetgeen door de organisaties in
dit adres wordt gezegd, volkomen juist is. Als er iets
aan hapert, kan dit zijn oorzaak vinden in niet vol-
doende toezicht.
De heer Jorritsma zegt, dat hij dit stuk niet heeft
gezien, terwijl hij vanmiddag om 4 uur de stukken
nog is wezen bekijken.
De Voorzitter deelt mede, dat dit adres 20 Januari
j.i. is ingekomen en het gisteren door spreker wel bij
de stukken is aangetroffen.
De heer Tromp deelt mede, dat hij het adres van-
middag bij de stukken heeft aangetroffen. Bij ziin komst
was een van de ambtenaren bezig met het maken
van aanteekeningen voor de ingekomen stukken. Door
dezen ambtenaar is daarvan mededeeling gedaan waar
spreker bij was, terwijl toen ook de heer Jorritsma
aanwezig was.
De Voorzitter deelt mede, dat van de ingekomen
stukken een lijst wordt gemaakt en het hem spijt, dat
de heer Jorritsma dit adres niet heeft geiezen. Spreker
heeft den indruk gekregen, dat dit een algemeen adres
is dat aan verschillende gemeentebesturen is gezonden
en waarin aangelegenheden worden gevraagd, die hier
al zijn. Burgemeester en Wethouders stellen daarom
voor dit adres in hun handen te stellen ter afdoening
en zullen zeker nagaan, of de geldende bepalingen
goed worden uitgevoerd.
De heer Tromp wijst er op, dat het slot van het
adres duidelijk aangeeft, dat dit een algemeen adres
is. Daarin wordt immers gevraagd, dat indien de
genoemde bepalingen nog niet zijn opgenomen in de
bouwverordening, dit alsnog te doen. In de bouw-
verordening dezer gemeente zijn deze bepalingen wel
opgenomen.
De Voorzitter zegt, dat kan worden nagegaan, of
deze bepalingen op eene juiste wijze worden nage-
leefd.
De heer Jorritsma vraagt voorlezing van het adres.
De Voorzitter Ieest het navolgende adres voor
ALQEMEENE NEDERLANDSCHE
BOUWARBEIDERSBOND
Afdeeling Haarlem.
Haarlem 13 Januari 1926.
Ontvangen 20 Januari 1926.
Aan den Raad der gemeente Heemstede.
Qeeft met verschuldigden eerbied te kennen