20 MEI 1926.
118
aeliike betuiging van dankbaarheid op deze manier
te qualificeeren. Van den heer Jorritsma acht spreker
dit weinig minder dan een schandaal.
In de vijfde quaestie omtrent de handelingen van
den Gemeente-Secretaris is de houding van den heer
Jorritsma al even minderwaardig. Door den betrokkene
zelf is nimmer ontkend, dat hij in grond heeft gehan-
deld en als dan ook door de Commissie wordt ge-
zegd, dat er geen aanwijsbaar verband bestaat, gaat
het toch niet aan om onmiddellijk te veronderstellen,
dat er wel een onaanwijsbaar verband bestaat. Naar
sprekers meening komt het niet te pas, als de Com-
missie zegt, dat er geen aanwijsbaar verband bestaat
en dit dus niet bestaat, dat toch te veronderstellen.
Voorts is door den heer Jorritsma de uitdrukking ge-
bezigd, dat men bij een gemeente secretaris een pri-
mitief gevoel van fatsoenlijkheid mag veronderstellen,
wat spreker onmiddellijk als een buitengewoon on-
heusche opmerking heeft beschouwd en waarmede
de Raad het zeker niet eens zal zijn. Spreker moet
daartegen ernstig protesteeren en acht deze uitdrukking
zeer onfatsoenlijk, om niet te spreken van gebrek aan
fatsoen. Spreker acht het een minderwaardige wijze,
om een ambtenaar op dergelijke insinueerende wijze
te lijf te gaan in het openbaar. De openbare behan-
deling van het rapport betreurt spreker niet, ofschoon
het gesprokene daarbij in menig opzicht niet door
den beugel kan, maar spreker is geenszins tot de
overtuiging gekomen, dat het rapport en conclusie
ook maar op eenige wijze zullen moeten worden
herzien.
De heer Breed merkt op, dat bij het vierde punt,
waarbij wordt gesproken over het briefje, dat moet
zijn ingekomen bij de R. K. Raadsfractie, is gezegcl,
dat noch bij die fractie, noch bij een der fractieleden
een dergelijk briefje is ingekomen. Aangezien spreker
dit min of meer een insinuatie acht aan het adres van
de fractie, zou hij willen opmerken, dat hierover verder
niet is gesproken en dit niet verder is weerlegd.
De heer Baron van Hardenbroek zegt met groote
aandacht naar de weerlegging van het gesprokene
door den heer Van Unen te hebben geluisterd, maar
zou gaarne willen dat aan een tweetal punten nog
eenige toelichting kon worden gegeven. Door den
heer Jorritsma is een directe aanval gedaan op de
Commissie, in de eerste plaats moest dit een eereraad
zijn en het tweede bezwaar was dat, zonder namen
te noemen, twee leden politiek onbetrouwbaar werden
geacht. Spreker zou gaarne weten, welke leden worden
bedoeld en op welke gronden.