23 SEPTEMBER 1926.
te moeten zeggen, omdat toen tegen de motie van
dezelfde strekking is gestemd. Blijkbaar gunde men
spreker dit kleine fortuintje niet door tegen te stemmen
doch men zij daarmede gelukgewenscht. De pers zal
wel duidelijk doen uitkomen, dat de gedachte van
mij is uitgegaan, vervolgt spreker. Wanneer het voor-
stel zoo was geweest, dat ik mij daarmede had kun-
nen vereenigen, dan had ik daaraan gaarne evengoed
mijn stem gegeven. Ten slofte wil spreker nog uit-
drukkelijk verklaren, dat het allerminst in zijn voor-
nemen ligt zijn leiding op te dringen.
De heer Tromp merkt op, dat reeds lang vöör het
zitting nemen van den heer Chapon over deze zaak
is gesproken en gedacht en het idee dan ook aller-
minst van hem afkomstig was. Het was alleen maar
de kwestie, den daarvoor meest geschikten tijd af te
wachten.
De Voorzitter is van meening, dat het beter is, dit
laatste onderwerp, dat feitelijk buiten de zaak zelf
omgaat, te laten rusten.
De heer Van Unen zal het over het eerstgeboorte-
recht van dit voorstel niet he'oben, doch wil het alleen
uit een fabrieksstandpunt bekijken. Het is volgens
sprekers meening vrij zeker, dat een moeilijk tijdvak
aanbreekt en we voor een verlies komen te staan.
Een paar jaar Iang hebben we meer winst gemaakt
dan bij de begrooting was geraamd, doch het is toch
wat al te eenvoudig om maar, nu dat winstcijfer een
paar jaar hooger is geweest, er maar op te rekenen,
dat dit weer zoo zijn zal. De afgeloopen jaren zijn
gunstig geweest omdat de kolenprijzen steeds zijn
gedaald. Dat de gasprijs in 1925 is verlaagd, was een
absoluut gevolg van de gunstige bedrijfsresultaten.
De zaak is nu juist andersom en te verwachten is,
dat de uilgaven zullen stijgen als gevolg van de ver-
hoogde kolenprijzen. Het oordeel van spreker is, dat
men op het oogenblik buitengewoon voorzichtig moet
zijn In verband met de bestaande marktpositie en de
inkomsten van het bedrijf kan spreker op het oogen-
blik geen enkel voorstel tot verlaging steunen en moet
hij dit ook ernsfig ontraden.
De heer Van der Erf zou nog even willen terug-
komen op de zeer fatsoenlijke woorden gesproken
door den heer Chapon Deze heeft zijn verwondering
er over uitgesproken en de meening geuit, dat het
politiek niet fatsoenlijk zou zijn geweest, dat wij niet
naar hem zijn gekomen om onderteekening te vragen
van dit voorstel, welk voorstel naar de meening van
den heer Chapon te wild is samengesteld. Spreker
zou ailereerst dan willen opmerken, dat het hier nog