9 DECEMBER 1926. 244
Hoe denken B. en W. over een verbetering van de
Koediefslaan door het opruimen der boomen, zoodat
deze laan ook op een verkeersweg aanspraak kan
maken?
Wanneer denken B. en W. voor te stellen, icm den
ongelukkigen verkeerstoestand om het plantsoen aan het
Raadhuisplein te veranderen? Is een kostbare Bitumen-
weg voor de Van M'eulenlaan de bedoeling van het
College, of is, zoo als de begrooting aangeeft, bestrating
aüeen het doel?
Zouden B. en W. bij levering aan de Gemeente cok
eens het oog gericht willen houden op het Noorden der
Gemeente, omdat de middenstand zich ook dââr in alle
opzichten uitbreidt?
Zou het College geen middelen kunnen vinden, om de
vergaderingen van den Raad wat vroeger te doen
eindigen en niet, zooals nu gewioonte wordt, dit gebouw
na het middernachtelijk uur te verlaten? Niet praten,
zullen B. en W. zeggen, dit zou wel in de kaart spelen
zijn van het College, doch is niet de oplossing. Zijn de
agenda's topzwaar, dan zou het noodig zijn een keertje
meer te vergaderen.
Ten slotte, in verband mijn standpunt als lid der
Financieele Commissie, moet ik de mededeeling doen,
dat bij nadere bestudeering, na de gehouden vergade-
ring dier Commissie, er nog wel eenige posten mijn
bijzondere aandacht hebben getrokken en ik dus genood-
zaakt ben, buiten het rapport dier Commissie om, nog
wel eenige op- of aanmerkingen te maken of vragen te
stellen.
Verbetering van den gasdruk in het Noorden is een
der Iaatste wenschen uitgedrukt in deze beschouwingen
en tct sliot vraag ik een post op de begrooting voor
knielkussen, als men aan de gasfabriek zijn wenschen
wil kenbaar maken.
Vervolgens worden door den heer Chapon de volgende
beschouwingen gehouden:
Gedurende mijn korte zittingsperiode in dezen Raad
is mij reeds eenige malen als verwijt toegevoegd, dat ik
zou spreken voor de tribune. Nu heb ik mij ook geen
oogenblik eenige illusie gemaakt te spreken met veel
kans op succes in dezen Raad. D'it neemt niet weg, dat
naar buiten duidelijk büjken zal door mijn arbeid hier,
op welke wijze volgens mijne beginselen een gemeente
dient te worden bestuurd. AIs men dan meent dat ik
spreek voor de tribune en als ik dan in dezen Raad
monnikenwerk verricht, dan kan het eenige goede
resultaat dcior mij worden behaald bij de kiezers, die te
zijner tijd toonen zullen dat ze mijn arbeid waardeeren.
De soc-dem. gemeentepolitiek stelt zich niet ten doel