Wijziging besluit steun en
erfpachtscanon „Tuinwijk".
17 MAART 1927
Aan den Raad.
Zooals blijkt uit ons voorstel, dd. 7 Maart 1Q22,
behoorende bij het raadsbesluit van 16 Maart 1922,
no. 25, tot wijziging van het besluit, waarbij steun
werd verleend voor den bouw van middenstands-
woningen door de Woningbouwvereeniging „Tuin
wijk", is de rente van het aan die Vereeniging ver-
leende voorschot onder tweede hypotheek, groot
f 250.000.bepaald op 7 pCt., omdat bij het aangaan
der 7 pCt. geldleening 1920 daarin ook begrepen wa-
ren gelden benoodigd voor „Tuinwijk". Aan die
Vereeniging is dus dezelfde rente in rekeriing gebracht
welke de gemeente verschuldigd was.
Met 1 December 1926 heeft echter de buitengewone
aflossing plaats gehad van het restant van bedoelde
7 pCt. geldleening en is ten behoeve daarvan eene
conversieleening gesloten tegen eene rente van 4
pCt. en een koers van 973^ pCt.
Het komt ons daarom billijk voor, dat vanaf 1 De-
cember 1926 ook aan „Tuinwijk" niet langer 7 pCt.
rente wordt berekend, doch vanaf dien datum door
de Vereeniging dezelfde rente wordt betaald, welke
de gemeente verschuldigd is, dus 43£ pCt. Zou echter
het betrekkelijke raadsbesluit alleen deze wijziging in
den rentevoet ondergaan, dan zou het gevolg zijn,
dat de disagio op de nieuwe geldleening geheel op
de gemeente zou drukken. Teneinde dit te voorkomen
behoort „Tuinwijk" te worden belast met de 2l4 pCt.
disagio, berekend naar de kapitaalschuld, welke die
Vereeniging op 1 December 1926 tengevolge van meer
genoemde tweede hypotheek nog had. Deze schuld
bedroeg op dien datum nog f 247.250.rekening
houdende met de 2% pCt, disagio wordt deze, afge-
rond naar beneden f 253.500.
De grond, waarop de woningen van „Tuinwijk"
gebouwd zijn, is aan die Vereeniging in erfpacht uit-
gegeven, krachtens raadsbesluit van 29 October 1920,
no. 108.