17 MAART
34
worden beslist is een zaak van Burgemeester en Wet-
houders, geheel afgescheiden van deze verordening.
Spreker meent de houding ten aanzien van deze aan
vrage thans genoegzaam te hebben verontschuldigd.
De heer Van Unen zegt geen verwijt te hebben
willen maken over niet vlugge afdoening van de aan-
vrage van De Reus. Spreker begrijpt heel goed, dat
het voorstel om eene dergeliike verordening vrst te
stellen niet zoo ineens opkomt en daarvoor eene be-
hoorlijke voorbereiding noodig is. Hij vraagt zich
alleen af, of het niet juister zou zijn geweest, toen
op Februari eene aanvrage ingevolge de Hinderwet
werd gedaan tot oprichting van eene slachterij, tegen
aanvrager te zeggen om dit maar achterwege te laten,
daar het de bedoeling was aan den Raad dit voorstel
te doen. Spreker wil het thans gaarne aan Burgemees-
ter en Wethouders overlaten eene beslissing te nemen,
als deze verordening is aangenomen, doch hoopt, dat
hieraan nog eens ernstig aandacht zal worden geschon-
ken en op de belangen van dezen man speciaal zal
worden gelet, daar hij bij weigering van de gevraagde
vergunning ernstig zal worden gedupeerd.
De heer Chapon zegt, dat het allerminst zijn be-
doeling is het particulier initiatief te dwarsboomen.
doch alleen dat dit eenigszins aan banden wordt ge-
legd. hij zou er sterk voor zijn op hygiênische gron-
den eeu algemeen verbod uit te vaardigen voor huis-
slachtingen, waardoor allerlei misbruiken worden bui-
tengesloten. Spreker ziet niet in, dat het slachten in
een abattoir zoo ernstig ingrijpt in het particuher
initiatief als het algemeen belang hiermede gebaat îs.
Spreker blijft dan ook een sterk voorstander het ver-
bod verder uit te strekken dan thans wordt voorge-
steld.
De heer Baron van Hardenbroek zegt, dat door
de rede van den heer Dr. Droog wel een eenigszms
ander licht op de heele zaak valt. Vergunning îs ge-
vraagd voor een steenen bergplaats, aie later blijkt
als slachtplaats te zijn bedoeld. Spreker is liet eens
met den heer Van Unen, dat Burgemees'er en Wet-
houders volkomen correct hebben gehandeld. Uit het
adres van de Slagersvereeniging krijgt men den m-
druk, dat de slachtplaats vooraf aan de goedkeuring
vau den Directeur van het Openbaar Slachthuis in
Haarlem was onderworpen, maar dit verschijnt door
de nadere toelichting door den Wethouder wel in een
eenigszins ander licht. Spreker merkt verder op, dat
de politie slecht heeft uitgekeken en anders toch dat
clandestien slachten had moeten merken. Een ding
begrijpt spreker nog niet heel goed. Wanneer Burge-