23 FEBRUARI 1928
De heer Van der Linden zegt nog als zijn meening
fe willen mededeelen, dat die menschen, welke niet
werken, maar aan den kant moeten worden gezet.
Hierna worden de algemeene beschouwingen ge-
sloten.
Vervolgens wordt begonnen met de behandeling
der verschillende begrootingen.
Burgerlijk Burgerlijk Armbestuur.
Armbest.
De begrooting van inkomsten en uitgaven van het
Burgerlijk Armbestuur voor 1928 bedraagt in inkom-
sten en uitgaven een gelijk bedrag van f 36.000.
De Financieele Commissie stelt voor deze begroo-
ting ongewijzigd vast te stellen, waartoe zonder hoof-
delijke stemming wordt besloten.
Reinigings- Reinigingsdienst.
dienst.
Begrooting van baten en lasten van den Reinigings-
dienst voor 1928, totaal gewone dienst f 55590.—
totaal kapitaaldienst f3160.—bijdrage van de ge-
meente f 25040.
De Financieele Commissie stelt-voor, deze begroo-
ting ongewijzigd vast te stelien.
De heer Van Unen merkt op, dat bij de opnoeming
van de bedragen hier en daar het loon staat vermeld
van een z.g jeugdig werkman. Spreker vindt de loonen
van deze jeugdige werklieden. in verhouding tot de
gewone werklieden wel erg hoog. Zoo krijgt een
baas bij den Reinigingsdienst f 38.— en de jeugdige
werkman ongeveer f 12.minder.
Hetzelfde geval doet zich voor bij het Gasbedrijf.
Spreker vraagt of dit noodig is.
De lieer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat dit vraag-
stuk bij de herziening der loonen al onder oogen is
gezien. Toen zijn de loonen al verlaagd. Spreker is
ook van meening, dat de loonen van die jeugdige
werklieden te hoog zijn. Het is echter zeer moeilijk
om een overgang te vinden. Spreker zegt, dat een en
ander nogmaals zal worden nagegaan.
De heer Van der Erf merkt op, dat de jeugdige
werkman, waarover deze opmerking wordt gemaakt,
gehuwd is en vraagt, of hij dan ook nog jeugdig
werkman kan worden genoemd.