26 Juli 1928.
6
werkkring, waarin hij was geplaatst, zal hij na ver-
vulling van zijne militieplichten, indien hij dat wenscht,
weder als zoodanig aangesteld kunnen worden, indien
alsdan plaats voor hem is en hij geschikt gebleven is.
Art. 5.
(1). Om als los werkman te kunnen worden aange-
nomen moet men den 20-jarigen leeftijd hebben be-
reikt.
(2) De losse werkman wordt aangenomen door het
hoofd van den dienst, die daarvan telkens onmiddellijk
kennis geeft aan Burgemeester en Wethouders.
(3). Wanneer de losse werkman 104 weken achtereen
in dienst van de Gemeente is werkzaam geweest, moet
hij met inachtneming van het bepaalde in art. 35
of het derde lid van art. 36 omtrent de opzeggings-
termijnen worden ontslagen, tenzij hij bij zijne
laatste indiensttreding den leeftijd van 40 jaar nog
niet heeft bereikt en, wanneer daarvoor gelegenheid
is, bereid en geschikt is bevonden om voorloopig of
als vast werkman te worden aangesteld.
Art. 6.
(1). Om als werkman voorloopig te kunnen worden
aangesteld moet men den leeftijd van 20 jaar bereikt
en eventueel bij zijne laatste indiensttreding als los
werkman dien van 40 jaar nog niet bereikt hebben
en bij een geneeskundig onderzoek lichamelijk geschikt
zijn bevonden voor de op te dragen werkzaamheden.
De regelen voor de keuring worden door den Raad
vastgesteld. Voor eene voorloopige aanstelling komen,
bij gebleken geschiktheid, werklieden, die bij denzelfden
tak van dienst als los werkman in dienst zijn of als
los of jeugdig werkman in dienst zijn geweest en
wegens gebrek aan werk zijn ontslagen, bij voorkeur
in aanmerking.