26 Juli 1928.
8
Art. 9.
(1). Voor werkzaamheden van zeer tijdelijken of
van bijzonderen aard kunnen Burgemeester en Wethou-
ders toestaan, dat werklieden worden aangenomen,
welke geheel vallen buiten de bepalingen van dit
reglement.
(2). De gevallen, waarin van de bevoegdheid, in dit
en in het vorige artikel aan Burgemeester en Wethou-
ders verleend, is gebruik gemaakt, worden jaarlijks in
het Gemeenteverslag vermeld.
Art. 10.
(1). De vaste en voorloopig aangestelde werkman
ontvangt bij zijne indiensttreding een bewijs van aan-
stelling, waarvan de vorm door Burgemeester en Wet-
houders wordt vastgesteld en dat door Burgemeester
en Wethouders wordt onderteekend. Op de aanstelling
staat vermeld, als hoedanig de werkman wordt aan-
gesteld; eventueele verandering wordt eveneens daarop
aangeteekend.
(2). De losse en de jeugdige werkman ontvangt,
uiterlijk wanneer hij vier weken werkzaam is, een
bewijs van aanneming, dat door het hoofd van den
dienst of door hem, die in de bijzondere voorschriften
daartoe is aangewezen, wordt geteekend en waarop
de dag van zijne aanneming en het hem toegekende
weekloon worden vermeld.
(3). Bij zijne indiensttreding wordt den vasten of
den voorloopig aangestelden werkman een afdruk van
dit reglement en van de in het volgende artikel ge-
noemde bijzondere voorschriften ter hand gesteld tegen
ontvangbewijs, waarop hij de verklaring onderteekent,
dat hij van dit reglement en die voorschriften heeft
kennis genomen en zich aan alle hierin opgenomen
bepalingen onderwerpt. Van de wijzigingen, die in het