26 Juli 1928.
18
b. voor uren van 2 uur na afloop van den werkrooster
tot 10 uur n.m.: het uurloon plus 50 p.Ct.
c. voor uren van 10 uur n.m. tot 6 uur v.m.: het
uurloon plus 100 p.Ct.
d. voor werk op Zondag of op de in art. 20 genoemde
feestdagen 100 p.Ct. boven het gewone uurloon.
(3). Worden overuren voorafgegaan of gevolgd door
een rusttijd, welke geheel of gedeeltelijk valt in den
gewonen werktijd, dan wordt het loon voor de in dezen
werktijd vallende rusturen van dat voor de overuren
afgetrokken, echter voor niet meer rusturen dan het
aantal overuren heeft bedragen. Voor overuren, welke
niet onmiddellijk bij den gewonen werktijd aansluiten,
wordt den werkman een minimum loon van 2 uren (gere-
kend van het tijdstip van opkomst af) betaald, over-
eenkomstig den aanhef van dit lid of het bepaalde
sub a, c of d van het tweede lid.
(4). Wanneer op de in art. 20 genoemde feestdagen
op de in den werkrooster vallende uren wordt gewerkt,
wordt aan hen, voor wie een vast weekloon bepaald
is, boven dat weekloon voor elk uur x/48 van het ge-
wone loon betaald.
(5). Voor werklieden, die op de wijze als genoemd
in het derde lid van art. 3, sub c werken, gelden de
in de eerste vier zinsneden van dit artikel vervatte
bepalingen, benevens die van het eerste lid van art.
25, met dien verstande, dat voor V48 van het gewone
loon wordt gelezen: het gewone loon, gedeeld door
het aantal der werkuren, waarvoor dit loon wordt uit-
betaald.
(6). Voor de berekening van het loon vooroveruren
wordt elk aangevangen half uur gerekend voor een half uur.
Art. 24.
(1). Het gewone weekloon wordt iedere week uitbe