26 Juli 1928.
27
ontslag is ingediend, behalve in de gevallen bedoeld
in het derde lid van art. 34, in art. 41, 4° en in art.
44, met een opzeggingstermijn van vier weken worden
ontslagen wegens ongeschiktheid voor den dienst, of
wanneer vermindering der werkzaamheden, waarvoor
hij is aangesteld, daartoe aanleiding geeft. Het ontslag
wordt eervol verleend.
(2). Nadat de dienstbetrekking is opgezegd en vöör
den afloop van den opzeggingstermijn heeft de in het
vorige lid bedoelde werkman het recht, zijne belangen
voor het hoofd van den dienst en desgewenscht yoor
den Burgemeester voor te dragen.
(3). Burgemeester en Wethouders, resp. het lioofd
van den dienst, zijn bevoegd, het ontslag, bedoeld in
dit artikel resp. in het tweede lid van het vorige ar-
tikel te doen ingaan vöör den afloop van den opzeg-
gingstermijn mits den werkman gedurende zooveel tijd
als aan dien termijn ontbroken heeft, het gewone loon
worde uitgekeerd.
(4). Aan den werkman wordt bij elk ontslag volgens
dit artikel na het einde van den opzeggingstermijn nog
gedurende zooveel weken, als hij op dat tijdstip volle
jaren in onafgebroken dienstbetrekking tot de Geineente
was, het halve gewone loon of ter zijner keuze ge-
durende de helft van dien tijd het volle gewone loon
uitgekeerd.
(5). Treedt vöör het einde der in het vierde lid ge-
noemde uitkeering eene nieuwe dienstbetrekking in,
dan wordt zijn loon met het bedrag dezer uitkeerin-
gen verminderd.
Schorsing.
Art. 37.
(1). Zoowel Burgemeester en Wethouders als het
hoofd van den dienst hebben ten allen tijde het recht,