afzonderlijk moet worden bekeken. Wij kunnen ons
dan ook met het in het rapport Limperg ingenomen
standpunt vereenigen.
In aansluiiing aan dat rapport wenschen wij echter
nog liet volgende op te merken. De accountant Lucas,
welke het gemeentehestuur van haarlem van advies
heeft gediend, zegt in zijn rapport van 28 Februari
1928 over art. 19 o.m. „De afstand der diverse be-
zitlingen moet, ter bepaling van de vergoeding niet
van juridisch-financieel standpunt worden bezien, doch
van een publiek-rechterlijk". Eenzelfde opmerking wordt
aangetroffen in het rapport van accountant Lucas dd.
15 December 1927 over den overgang van activa van
de gemeenfebedrijven. Daarin komt verder nog dezelfde
misvatting voor, dat „van een juridisch-financieel
standpunt bezien" zekere activa of rechten te „goedkoop"
zouden worden verkregen. Deze rechtskundiga be-
schouwing schijnt ons van geenerlei waarde. Het
komt ons nutliger voor onzerzijds voor de eenvoudige
beteekenis yan art. 19 der wet van 21 April 1927,
Stbl. no. 86 aandacht te vragen.
Wij wijzen er dan allereerst op, dat in vroeger tij J
een wet tot wijziging van gemeentelijke grenzen slechts
enkele bepalingen bevatte. Een bepaald stuk van het
territoir van de ééne gemeente werd overgebracht naar
het territoir van een andere gemeente. Het openbaar
beheer over dit territoir ging dus van de eene ge-
meente naar de andere gemeente over, zooals men
meende met „a!le lusten en lasten". A1 spoedig rezen
nu echter tegen deze grenswijziging van de zijde der
gemeente, wier territoir werd verkleind, bezwaren,
omdat door het enkele feit van het verlies van territoir
schade werd geleden. Niet alleen werden tegen elkaar
opwegende lusten en lasten overgedragen de ver-
kieinde gemeente bleef met schadeposten zitfen. Eerst
is men er toen op bedacht geweest grenswijzigingen
der gemeenten tot een uitzondering te maken. Later
is de wetgever er toe overgegaan een nieuw beginsel
in de wet tot uitdrukking te brengen. Niet alleen was
er, als van ouds, een overgang met alle lusten en
lasten, maar daarnaast mocht de verkleinde gemeente
een staat inleveren van de schade, welke zij kon be-
wijzen door de grenswijziging te ondervinden. öe-
derfde inkomsten uit beîastingen en uit schoolgelden
eenerzijds, uitgaven voor het openbaar beheer als
politiekosten e d., het zijn de lusten en lasfen, waar-
mede art. 19 der wet zich niet bemoeit. Het gaat in
dit artikel om bepaaîde schade, nader in de wet ge-
definieerd, waaromtrent vroeger niets was bepaald,
maar die nu in rekening mag worden gebracht.
26 JUL! 1928