26 JULI 1928
138
De heer Kwak zegt, er wel van overtuigd te zijn,
dat noch de Raad, noch het College van Burgemees-
ter en Wethouders gaarne zou zien dat op net
Raadhuisplein winkels worden gebouwd Spreker heett
echter den indruk gekregen, dat Wethouder Dr. Droog
vreest de financieele belangen van de bouwexploitan-
ten te schaden, wanneer geen vergunning zou worden
verleend voor den bouw van die twee winkelhuizen.
Dit is echter niet juist te achten. Die bouwexploitanten
zullen toch wel geld verdienen, anders hebben ze dan
maar eens een strop. Het gemeentebelang, zegt spre-
ker, moet ook hier domineeren en met het belang van
een paar exploitanten. Wanneer op het Raadhuisplein
eeen villa's stonden, dan zou het heel anders zijn
doch nu dit eenmaal wel het geval is, mag het aspect
van dit plein niet worden opgeofferd aan debelangen
van eenige bouwondernemers. Bovendien zou spreker
het een onrechtvaardigheid acliten tegen den leer
Smit, wanneer wel vergunning werd verleend voor
den bouw van winkelhoizen en aan adressant worden
geweigerd op ditzelfde plein een dubbele garage te
bouwen. Wanneer de Wethouder zegt, dat het een
voordeel is voor den heer Smit, om die dubbele garage
1e bouwen, dan is het voor de bouwexploitanten op
hun beurt een voordeel om een paar winkelhuizen op
het Raadhuisplein te mogen neerzetten. Spreker vraagt
of het niet mogelijk is, wanneer de Raad nu eenmaal
de bevoegdheid mist, om de bouw van die winkel-
huizen te verbieden, dat op het Raadhuisplein een
servituut wordt geiegd, dat aldaar geen winkels mogen
worden gebouwd.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, het met den
heer Kwak te betreuren, wanneerop het Raadhuisplem
winkels zullen worden gebouwd. Spreker zegt, dat er
echter onderscheid moet worden gemaakt waar de
winkels komen. Het zou natuurlijk heel lets anders
zijn wanneer die winkels op het midden van het
Raa'dhuisplein kwamen te staan daarvoor zou dan
ook nooit vergunning worden verleend. Maar, zegt
spreker, laten we practisch zijn en dan zal de heer
Kwak toch moeten toegeven, dat het een heele strop
zou zijn, wanneer de gemeen'e de risico nam, nog
langer tijd met die bouwvallige huizen te zitten
kiiken
De heer Rijkes vraagt, of het mogelijk is, dat over-
eenkomstig het voorstel van den heer Audretsch de
beslissing over de rooilijn tegelijkertijd in discussie
wordt gebracht met de wijze van bebouwing van het
Raadhuisplein.
De Voorzitter antwoordt hierop ontkennend.