25 OCT09ER 1928
lezen wetsartikel dan ook gaarne, dat het voorsteltot
instelüng van een dergelijke Commissie zou uitgaan
van dit College.
De Voorzitter zegt van meening te zijn, dat hier
niet de juiste vorm is gekozen. Burgemeester en Wet-
houders stelden den Raad voor, het desbetreffende
adres in hun handen om advies te stellen. Na deze
bijzondere toelichting van den heer Audretsch blijkt,
dat hier niet zoozeer sprake meer is van een verzoek,
doch dat Burgemeester en Wethouders eigenhjk in
een bepaalde richting worden gedreven.
De heer Audretsch merkt op, dat dit geenszins de
bedoeling is geweest. De onderteekenaars van het
adres zagen alleen gaarne, dat een der leden van het
Dagelijksch Bestuur als Voorzitter van deze nieuwe
Commissie zou optreden. In dit geval moet echter het
initiatief tot de instelling van zulk een Commissie uit
gaan van het College van Burgemeester en Wethou-
ders.
De Voorzitter handhaaft zijn meening, dat niet de
juiste vorm is gekozen doch zegt toe, rekening te
zullen houden met den wensch van den heer Audretsch
cum suis.
De heer De Boer zegt hoewel de besprekingen
over dit punt nu niet doorgaan toch even te willen
opmerken, dat het hem bevreemd, waar dikwijls Bur-
gemeester en Wethouders vroeger een standje opliepen
voor het feit, dat de raadsleden op het laatste nipper-
tje de raadsstukken krijgen toegestuurd, thans eenige
van deze leden op het laatste nippertje een adres aan
Burgemeester en Wethouders toezenden.
De heer Rijkes merkt hiertegen op, dat het in het
geheel niet de bedoeling is geweest, dat thans dit
adres reeds behandeld zou worden. Geheel overeen-
komstig de intentie van de onderteekenaars, zeide de
Voorzitter dan ook, dat Burgemeester en Wethouders
den Raad voorstellen dit stuk in handen te stellen
om praeadvies. Spreker zag dan ook gaarne, dat de
heer De Boer zijne beschuldiging introk.
De heer De Boer zegt, in het geheel geen beschul-
diging te willen doen, doch aileen aan te manen tot
voorzichtigheid met een verwijt aan Ëurgemeester en
Wethouders over het niet tijdig rondzenden van de
raadsstukken. Spreker merkt op, absoluut onvoldoende
tijd te hebben gehad om dit adres thans te bespreken.
De Voorzitter wijst er toch op, dat in het adres
duidelijk staat, dat Burgemeester en Wethouders wor-
den verzocht om het desbetreffende adres in de
eerstvolgende vergadering van den Raad ter tafel te
brengen. Het ligt echter in het voornemen van het