22 NOVEMBER 1928
Artikel 19.
De schooltandarts behoeft voor een afwezigheid van
14 dagen of langer, behalve in de zomervacantie der
scholen, verlof van Burgemeester en Wethouders.
Bij eene aanvrage om verlof behoort te worden aan-
gegeven, op welke wijze de betrekking zal worden
waargenomen.
Evenzoo zal de schooltandarts, ingeval hij door ziekte
verhinderd is zijne werkzaamheden te verrichten, aan
Burgemeester en Wethouders mededeeien op welke
wijze in den dienst zal worden voorzien. Hoogstens de
helft der hierdoor ontstane kosten zullen komen voor
rekening van den schooltandarts.
Artikel 20.
Ingeval de schooltandarts nalatig is in de vervulling
zijner verplichtingen, zal op zijne kosten door Burge-
meester en Wethouders in den dienst worden voorzien,
welke eventueel te maken kosten van zijne belooning
zullen worden afgehouden.
Artikel 21.
De belooning van den schooltandarts wordt bij
afzonderlijk besluit geregeld.
De uitbetaling van de belooning geschiedt drie-
maandelijks.
Bij ontslag wordt de belooning betaald tot den dag,
waarop het ontslag ingaat; bij overlijden tot en met den
dag van het overlijden.
Bij overlijden wordt aan de nagelaten betrekkingen,
indien de overledene gehuwd was of een of meer ininder-
jarige wettige kinderen nalaat, eene toelage verleend,
gelijk aan de belooning van den overledene, berekend
over de drie maanden, onmiddellijk aan het overlijden
voorafgaande.
Artikel 22.
De schooltandarts brengt jaarlijks vôör 1 December
over het afgeloopen schooljaar een verslag van zijne ver-
richtingen en bevindingen uit aan Burgemeester en Wet-
houders en houdt te dien einde regelmatig de noodige
gegevens bij.