20 DECEMBER 1928 219
geheel dan nog zullen deze niet op school moeten
zijn, maar behoort de getrouwde vrouw zich in de eerste
plaats te wijden aan haar huishouden.
Verdeeling van deze krachten over het huishouden en
de schocl is niet mogelijk. De voorstelling, van den heer
Rijkes, als zou het ontslag bij huwelijk een straf zijn,
raakt kant noch wal. Treedt een vrouw in het huwelijk,
dan krijgt zij een andere werkkring en andere plichten.
Het is dan ook wel degelijk een onderwijsbelang, dat
de gehuwde vrouw uit de school wordt geweerd.
Dat de vrouw onrecht wordt gedaan is ook een on-
juiste voorstelling: zij weet immers vöör hare benoeming,
dat haar bij gelegenheid van haar huwelijk ontslag zal
worden verleend. Iets anders zou het evenwel zijn, wan-
neer aan de onderwerpelijke bepaling terugwerkende
kracht zou worden verleend. Het ontslag bij huwelijk is
dus een conditie, die de onderwijzeres bij hare benoe-
ming aanvaart. Door den heer Rijkes, zegt spreker, werd
nog de aandacht gevraagd voor het standpunt van den
Inspecteur voor het Lager Onderwijs, den heer Weus-
tink. In verband hiermede wil spreker even opmerken,
dat de ambtsvoorganger van den heer Weustink, met
name Dr. Sterck de positie van éen getrouwde vrouw
a!s onderwijzeres ten zeerste veroordeelt. Hoewel spre-
ker's meening in ieder geval onveranderd blijft, zou hij
toch gaarne de ervaringen willen vernemen, die Burge-
ineester en Wethouders ten aanzien van de gehuwde
onderwijzeres hebben opgedaan. Wanneer de vrouw het
geluk heeft, rnoeder te worden, is het nu eenmaal niet
mogelijk, dat de twee plichten die op haar komen te
rusten, n.l. die van de school en van het gezin, beiden
naar behooren worden vervuld.
De heer v. d. Erf zegt, dat de heer Rijkes breedvoerig
het siandpunt van cle Liberale Partij ten aanzien van
dit vraagstuk heeft uiteengezet. In grove lijnen was dit
alles echter reeds bekend, zoodat buiten de aanhaling van
de verschillende paragrafen spreker er niet aan getwij-
feld zou hebben, dat de fractie van den Vrijheidsbond
aan dit artikel haar stem zou onthouden.
Lijnrecht tegenover deze beginselen nu staan de Chris-
telijke partijen en hiervoor pleiten verschillende motie-
ven. Op de eerste plaats is het uit sociaal oogpunt on-
mogelijk, dat de gehuwde vrouw voor de klas komt te
staan. Het uitkeeren van twee salarissen aan één gezin
is onsociaal. Vervolgens is de positie van de gehuwde
vrouw als onderwijzeres uit een financieel oogpunt voor
de gemeente ongewenscht. Het kan immers nooit in het
financiëel belang van de gemeente zijn dat de vrouw
vöôr en nâ de bevalling drie maanden vrijaf wordt ge-
geven. Ten slotte is het niet mogelijk, dat een gehuwde
vröuw, twee volwaardige plichten vervult. De gehuwde