31 Januari 1929
10
heid. De Raad moet Burgemeester en Wethouders
in dit streven zooveel mogelijk steunen, terwijl hij
tevens ten opzichte van den heer Smit een zuivere
positie moet innemen. Als adressant vergunning vraagt
voor den bouw van een garage met kantoortje, dan
zou hij met de oplossing, die door den heer Van
Unen aan de hand werd gedaan, accoord kunnen
gaan. Spreker wil echter uitdrukkelijk zeggen, dat hij
hier niet voor zal stemmen, omdat hij de handelwijze
van adressant tegenover Burgemeester en Wethouders
zoo mooi vindt. Mij wijst hierbij op de manier
waarop adressant zijn voortuin een onmogelijk aan-
zien heeft gegeven door er steenen en hout neer te
werpen en door de groenbedekking van de schutting
af te trekken. Dat adressant het door zijn eigen han-
delwijze deze kant heeft uitgestuurd, valt niet te ont-
kennen. Spreker stelt zich een oogenblik voor, dat
hij ook een dergelijke handelwijze zou aanwenden en
de tuinen voor zijn perceelen in warorde bracht, dan
zou hij het zeker geen krachtige houding noemen van
Burgemeester en Wethouders, wanneer hij daarna zijn
zin kreeg.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, zegt, wat de
houding der Schoonheidscommissie betreft, uitdrukke-
hjk te verklaren, dat aan revanche niet is gedacht.
De Schoonheidscommissie heeft deze zaak bekeken,
zooals zij alle andere zaken bekijkt, zonder aanzien
van den persoon Spreker zegt, dat het hem spijt, dat
Mevrouw Bigot meent dat hier sprake is van sympa-
thie of antioathie, want daar is werkelijk geen sprake
van. De oplossing, die door den heer Van Unen aan
de hand werd gedaan, werd, naar spreker zich meent
te herinneren, al eens eerder aan adressant voorgesteld.
Spreker voelt hier wel iets voor, aangezien op die
manier de doorkijk behnuden blijft. het woord
„doorkijk" wordt hier echter niet goed begrepen.
Wat wordt n I. verstaan onder een z g. doorkijk
Een onderbreking van de bebouwing, zelfs al wordt
die bebouwing gebroken door een schutting met een
groenbeplanting, zooals dit eerst was
tte heer Ür üroog, Wethouder, zegt, zich gaarne
te willen aansluiten bij de woorden van Wethouder
Jhr van de Poll. Ook bij hem hebben slechts schoon
heidsmotieven gegolden. S|treker ontkent ten sterkste
gezegd te hehben, dat hij geen bezwarer, had tegen
dit plan, waarvan de beoordeeling bovendien nog
buiten hem om gaat ep behoort tot het terrein van