31 Januari 1929
23
echtër geefl algemeen tê aanvaarden standpunt, dat
groote gezinnen moeten worden aangemoedigd. Wanneer
hieraan steun zou m'oeten worden toegekend, zou dit
evenwel tot de sfeer van het Rijk kunnen behooren of
door een gemeentefonds kunnen worden bekostigd.
Mevrouw Bigot houdt de navolgende beschouwing:
Mijnheer de Voorzitter.
Ik kan mij geheel aansluiten bij het oordeel van de
meerderheid van B. en W., om geen kindertoeslag te
verleenen.
Het verleenen van kindertoeslag is onjuist en onlogisch,
De werkgever lieeft arbeidskrachten noodig om werk
te verrichten en behoort daarvoor een loon te betalen, in
overleg vastgesteld met de vakvereenigingen.
Het loon wordt vastgesteld Voor het gepresteerde werk
en kan nimmer in verband staan met het aantal kinde-
ren, waarmede men gezegend is.
Het is onwaardig het is onzedelijk zelfs „een premie
te stellen op de geboorte van een kind".
De arbeiders hebben zich in het algemeen ten sterkste
verzet tegen dit bemoeien met hun intiemste levensaan-
gelegenheden.
Dit stelsel is door het algemeene, doch minder fraaie
woord „fokpremie" gedoodverfd.
Mijnh. de Voorz., uit den grond van mijn hart zal ik
tegen stemmen.
De heer Kwak merkt op, dat hier weer een principieele
uitspraak wordt gevraagd. Hij zou daarom kort kunnen
zijn en zonder meer zeggen, dat hij voor het verieenen
van kindertoeslag is. Toch kan spreker niet nalaten te
protesteeren tegen de opmerking van Mevrouw Bigot,
als zou het toekennen van een kindertoeslag, het ver-
leenen van een fokprenrie beteekenen. Op die wijze wordt
het bezit van kinderen wel heel laag voorgesteld. De
werkgever heeft wel degelijk zijn plichten te vervullen
tegenover zijn werknemer en moet zorgen, dat hij met
zijn gezin kan leven. Wanneer de loonen niet zoo zijn,
dat een arbeider zijn kinderrijk gezin niet kan onder-
houden, dan moet zijn patroon hem tegemoet komen in
de extra lasten, die hij heeft te dragen. Spreker noemt
de ouders van groote gezinnen benijdenswaardig. Men
moet er echter niet tegen opzien, om de lasten, die daar-
aan zijn verbonden, te dragen.
De heer de Boer kan zich geheel aansluiten bij de
woorden van den heer v. d. Erf. Het heeft spreker wel