31 Januari 1929
35
De Voorzitter antwoordt hierop, dat deze vraag hier
geheel buiten staat.
Klacltt over bekorting debat.
De heer v. d. Erf zegt, dat het tot heden steeds de
goede gewoonte was, dat men zich in de vergaderingen
van den Raad vrij kon uitspreken. Dit was hedenavond
echter niet het geval. Op voorstel van een raadslid im-
mers werd door den Raad besloten om de discussies over
het al of niet verleenen van vacantietoeslag te sluiten,
tengevolge waarvan spreker de gelegenheid werd ont-
nomen, zijn meening te zeggen. Hij wil daarom gaarne
van deze rondvraag gebruik maken om over de vacan-
tietoeslag alsnog iets te zeggen.
De heer Jhr. v. d. Poll, Wethouder, merkt op, dat hem
dit, gezien de gehouden stemming, waarbij besloten werd
de'discussies te staken, niet juist voorkomt en stelt mits-
dien voor, dat de heer v. d. Erf hierover niet meer spreekt.
De heer dr. Droog, Wethouder, wijst er op, dat er in
het Reglement van orde voor den Raad bovendien nog
staat, dat, behalve de Voorzitter, niemand, tenzij de ver-
gadering daartoe verlof verleene, meer dan twee malen
over hefzelfde onderwerp het woord voert.
De heer De Boer merkt op, dat de Raad steeds soepel
is, om iemand voor de derde maal het woord te ver-
le'enen. Het sluiten van de discussies ging echter niet
tegen den heer v. d. Erf, doch was meer een algemeene
maatregel om de debatten te bekorten.
De heer v. d. Erf zegt, dit toch niet den goeden manier
te kunnen noemen.
De heer Jhr. v. d. Poll leest hierop art. 13 van het
Reglement van Orde voor de Raadsvergaderingen voor.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten
dcn heer v. d. Erf niet meer de gelegenheid te geven de
discussies wederom te openen over het vraagstuk van den
vacantietoeslag.
Stopplaatsen autobussen.
De heer Rijkes informeert of er voor de autobussen in
deze gemeente stopplaatsen zijn aangewezen. Spreker
vraagt, wanneer dit niet het geval is, of het dan niet wen-
schelijk wordt geacht, dat de Gemeente regelend op-
treedt.
De heer Jhr. v. d. Poll, Wethouder, antwoordt hierop,
dat de bebouwing nog niet van dien aard is, dat het