17 28 Februari 1929 DESTRUCTIE VAN AFGEKEURD VEE EN VLEESCH. Aan den Raad. Ingevolge het bepaalde bij art. 61 van het sedert gewijzigde Koninklijk Besluit van 5 Juni 1920, Stbl. 285 tot uitvoering van de artt. 18 en 25 der Vleeschkeu- ringswet behoort de onbruikbaarmaking van afgekeurd vleesch en afgekeurde vleeschwaren te geschieden door behandeling in een destructor. Als zoodanig is te be- schouwen een inrichting, waarin de genoemde waren door thermische, chemische of thermo-chemische behandeling, hetzij in enkelvoudige bestanddeelen worden ontleed, hetzij zoover worden verbrand, dat alleen aschbestand- deelen overblijven, en de behandeling zoodanig is, dat alle levende organismen worden gedood. Op 1 Juni 1932 moeten alle gemeenten de beschikking hebben over een destructor, welke aan de bovenstaande omschrijving voldoet en tevens aan de nadere eischen, gesteld bij beschikking van den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid en den Minister van Binnen- landsche Zaken en Landbouw, dd. 10 April 1926, Stcrt. no. 69. De N.V. Nederlandsche Thermo-Chemische Fabrieken te Amsterdam heeft een ontwerp-overeenkomst aange- boden, krachtens welke die vennootschap de zorg voor de onschadelijkmaking van afgekeurd vee en vleesch, overeenkomstig de bepalingen van de Vleeschkeurings- wet en de Veewet, van de gemeente overneemt door de verwerking van alle afgekeurde cadavers en afvaldeelen van slachtdieren en van ziek of verdacht vee te doen ge- schieden in de door die N.V. in Zuidholland te stichten fabriek, terwijl ook het vervoer der cadavers en afval- deelen naar die fabriek door de zorg van genoemde N.V. zal geschieden. In die ontwerp-overeenkomst is verder vastgelegd, dat de destructie voor de gemeente vrijwel geen kosten medebrengt, behalve de geringe uitgaven, veroorzaakt door telefonische of telegrafische aanmeldingen van het materiaal, dat zal worden gedestrueerd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1929 | | pagina 15