17
28 Februari 1929
5
deeling van of namens het districtshoofd van den vee-
artsenijkundigen dienst, telegrafisch of telefonisch aan
de N.V. bericht te zenden, dat een cadaver, hetwelk zij
ingevolge het be;~aalde in artikel 8 verplicht is af te staan,
rnoet vvorden afgehaald, met zoo juist mogelijke aandui-
ding van de plaats, waar het zich bevindt.
Art. 6.
De N.V. is verplicht het cadaver te doen afhalen van
de plaats, waar het zich bevindt.
De Gemeente neemt zoodanige maatregelen, dat in-
dien het cadaver zich bevindt op een plaats, welke met
het vervoermiddel, waarmede het vervoer moet plaats
hebben niet te bereiken is, het cadaver naar een plaats
vervoerd wordt, waar het vervoermiddel kan komen.
Op cadavers, welke niet anders dan met buitengewoon
bezwaar, ter beoordeeling van den Burgemeester naar
zoodanige plaats, vervoerd kunnen worden, kan de N.V.
geen rechten doen gelden, noch deswege een schadever-
goeding eischen, terwijl zij omgekeerd ook niet kan wor-
den verplicht, zoodanig cadaver te doen afhalen.
Indien het evenwel een cadaver betreft van een dier
als bedoeld in artikel 1 sub b, zal de N.V. het cadaver
doen afhalen van de plaats, waar het zich bevindt.
Art. 7.
Bij het vervoeren van cadavers en slachtafvallen en bij
de verwerking is de N.V. verplicht de voorschriften door
of namens den Minister van Arbeid, Handel en Nijver-
heid, den Minister van Binnenlandsche Zaken en Land-
bouw, of andere wettelijke bevoegdheden gegeven, of te
geven, nauwgezet na te komen.
Voor zoover het betreft cadavers van aan een in de
Vee-wet genoemde besmettelijke veeziekte gestorven
slachtdieren, of die op andere wijze besmet of van be-
smetting verdacht zijn, of besmette of verdachte afval-
deelen, waarvan voorwaardelijk door het districtshoofd
van den veeartsenijkundigen dienst overbrenging naar de
fabriek is toegestaan, verplicht de N.V. zich al de ge-
stelde voorwaarden stipt na te komen.
De N.V. verbindt zich elk door het Staatstoezicht of
door de Gemeente noodig geacht toezicht op het vervoer
en de verwerking toe te laten, en noch tot de fabriek, noch
tot de vervoermiddelen toegang van met toezicht belaste
personen ooit te weigeren.