21 21 Maart 1929 AANSTELLINO EN BEZOLDIGINO BADMEESTER. Aan den Raad, Krachtens machtiging, verleend bij raadsbesluit van 19 Februari 1925, no. 13, werd het badhuis der ge- meente door ons in beheer en exploitatie gegeven aan het Bestuur der Vereeniging tot Exploiiatie van eene Bad- en Zweminrichting gevesiigd te Heemstede en is door ons op grond van datzelfde besluit met dat Bestuur te dier zake eene overeenkomst gesloten. Een der daarin voorkomende voorwaarden is, dat het Bestuur moet zorgen voor de aanstelling van voldoende personeel. Na gepleegd overleg met genoemd Bestuur zijn wij tot de overtuiging gekomeu dat met deze bepaling de positie van den betrokken badmeester niet voldoende geregeld is. Immers, de aanstellii^g door genoemd Bestuur maakt hem niet tot gemeenteambtenaar in den zin der Pensioenwet 1922, riiettegenstaande hij in eene vaste positie verbonden is aan eene inrichting welke door de gemeente is gesticht en waarvan het nadeelig saldo door de gemeente wordt gedragen. De Pensioenwet verstaat toch onder ambtenaren alleen, die, benoemd door het daartoe bevoegd gezag van het Rijk, provincie, gemeente, waterschap, veen- schap of veenpolder, in vasten dienst een betrekking bekleeden, waaraan een wedde is verbonden uit de inkomsten van één of meer dier iichamen. De badmeester valt niet onder deze bepaling. Genoemde wet noemt nog wel enkele andere catego- rieën arnbtenaren welke voor de toepassing dier wet ook als ambtenaren worden beschouwd, doch ook daar kan genoemde posiiie niet worden ondergebracht. Het komt ons daarom voor, dat het gewenscht is voor eene goede regeling van de positie van den badmeester, dat hij door ons wordt benoemd en uit de gemeentekas wordt bezoldigd. Dat voor die be- noeming overleg wordt gepleegd met het Bestuur der Vereeniging behoeft zeker geen betoog.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1929 | | pagina 11