XII. Begrooüngswijzigingen.
30 Mei 1929
92
fen Zuiden van de Bronsteevaarf en de Westelijke
oever van het Spaarne.
De heer Audretsch merkt op, dat de raadsleden
thans voor het eerst deze herziening ter inzage heb-
ben gekregen. Het is echter niet goed mogelijk, om
deze kaart in finesses te overzien, Spreker vraagt, in
verband hiermede, of misschien de mogelijkheid be-
staat, om eventueele duistere punten vöör ae vaststel-
ling van dit plan nog eens te bekijken in de raads-
commissiën.
De Voorzitter anfwoordt hierop, dat dit nimmer
gebruikelijk is geweest. Volgens de wettelijke bepa-
lingen wordt deze herziening nog gedurende één maand
op de Secretarie voor een ieder ter inzage gelegd en
kan men aan den ambtenaar, beiast met de behande-
ling van het uitbreidingsplan alle mogelijke inlichtingen
en nadere foelichtingen vragen en zullen deze zeker
zoo ruim mogeiijk worden verstrekt. De raadsieden
kunnen van deze gelegenheid in ruime mate gebruik
maken en mochten naar aanleiding van de bestudee-
ring van het plan vragen rijzen, dan zullen deze zeker
zooveel mogelijk worden opgelost.
Spreker zou het bovendien verkeerd vinden om de
vaststelling van uitbreidingsplannen en herzieningen
daarvan nog meer commissoriaal te maken als thans
reeds het geval is.
De heer Audretsch merkt op, dat het toch wel van
belang kan worden genoemd, om bijv. de rioleerings-
plannen door de Commissie van Openbare Werken
in studie te doen nemen.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat men dan met
evenveel recht de Commissie voor de Bedrijven om
advies kan vragen over plaatsing van lantaarns in dit
gedeelte van de gemeente. Dit zou toch echter wel
wat te ver voeren, zegt spreker.
Hierna vindt de Raad algemeen goed, dat deze
herziening volgens de weftelijke bepalingen ter visie
wordt gelegd.
a. Besluit model D, no. 5, tot wijziging van de
begrooting voor 1928, aangevende in inkomsten een
vermeerdering van f 39274. en in uitgaven een ver-
meerdering van f 70.141.89 en een vermindering van
f 30.867.89.