28 November 1929.
PLAATSVERVANûENDE HOOFDEN OPENBARE
SCHOLEN.
Aan den Raad.
Bij Uwe besluiten van 27 October 1927, no. 108
en van 31 October 1929, no. 66, zijn voor de ver-
schillende openbare scholen in de gemeente onder-
wijzers aangewezen, welke in voorkomende gevallen
als plaatsvervanger van het Hoofd kunnen optreden.
Bij dezelfde besluiten zijn de beiooningen voor een
plaatsvervangend Hoofd van eene Openbare Lagere
School bepaald op f 33.33 per jaar en voor een plaats-
vervangend Hoofd eener openbare school voor Uit-
gebreid Lager Onderwijs op f 16.67 per jaar.
Deze belooningen zijn in 1927 op deze bedragen
vastgesteld, omdat tevoren één onderwijzer aangewe-
zen was als plaatsvervanger van het Hoofd der Open-
bare Scholen voor L.O. en U.LO., welke toen in
hefzelfde gebouw aan den Voorweg waren gevestigd,
op eene belooning van f50,— per jaar. Het komt
ons echter bij nadere overweging van deze aangele-
genheid voor, dat de geldende belooningen als te
laag moeten worden geoordeeld. In dit verband ves-
tigen wij er Uwe aandacht op, dat het niet alleen de
vervangingen van korteren duur zijn, welke met ge
noemde bedragen worden beloond, doch ook die bij
afwezigheid of ontstentenis van het Hoofd voor lan-
geren tijd, dus b.v. ook bij eene vacature. Het thans
geldende Bezoldigingsbesluit Burgerli ke Rijksainbte-
naren toch, kent sedert geruimen tijd niet meer de
bepaling, dat een onderwijzer, welke de betrekking
van Hoofd tijdelijk waarneemt, ook aanspraak op de
hoofdenmarge heeft. Thans blijft zoo'n onderwijzer in
het genot van de voor hem als onderwijzer geldende
wedde, tenzij de gemeente voor de aanwijzing als
plaatsvervangend Hocfd daarvoor afzonderlijk eene
belooriing toekent.
Het komt ons billijk voor de beloonirrg te bepalen
op f 100.per jaar, zoowei voor het plaatsvervangend
Hoofd van eene Lagere als van eene U.L.O. School
zoodat wij U voorstellen de belooning met ingang
van 1 Jannari a.s. aldus te bepaien.