12 December 1929. 209 te hebben om aan Oedeputeerde Staten te adviseeren de jaarwedden van de Wethouders te verhoogen tot f 1250. Spreker meent, dit voorstel met gerustheid te kunnen doen omdat de taak, waar de Wethouders te Heemstede voor staan en de wijze waarop zij zich van deze taak kwijten een hoogere wedde dan f 800. per jaar ten volle rechtvaardigen. Hoewel spreker hoopt, dat de thans in functie zijnde Wethouders nog langen tijd hun ambt mogen vervullen, moet het salaris, wat hieraan verbonden is toch zöö zijn, dat de Wethouders uit iedere categorie kunnen worden gerecruteerd en niet alleen uit die kringen, welke daarvoor gemakkelijk tijd beschikbaar hebben. Ook aan degenen, die financieele cffers moeten brengen om het Wethouderschap te kunnen aanvaarden, moet de gelegenheid worden geboden, om tot dit ambt te geraken en daarom ook is het alleszins billijk te ach- ten, dat de jaarwedde verhoogd wordt tot f 1250. De heer Audretsch wil op den voorgrond stellen dat hij het werk van de beide heeren Wethouders ten volle apprecieert. Toch zou spreker willen voor- stellen om de kwestie van verhooging der jaarwedde nog één jaar uit te stellen. De Voorzitter zegt hierop, dat de heer Audretsch de behandeling van deze aangelegenheid dus liever wil uitstellen tot de volgende begrooting. Is dit ook de meening van de andere leden van den Raad, vraagt spreker en wordt dit voorstel dan ook ondersteund. Als hierop van andere zijde „ja" wordt geantwoord, zegt spreker, op dit voorstel niet te willen ingaan. De voorgestelde verhooging beteekent een waardeering voor de thans fungeerende Wethouders en moet tevens als een zorgzaamheid beschouwd worden voor de toekomst. Hij meent het bij deze opmerkingen te moeten laten. De heer Van Unen vraagt, welk voorstel thans het eerst in behandeling wordt genomen. De Voorzitter antwoordt hierop, dat het voorstel van den heer Audretsch, als zijnde van den meest verstrekkenden aard z.i. het eerst in behandeling kan worden genomen, hoewel men misschien het eene aan het andere zou kunnen vastkoppelen. De heer Van Unen, het woord verkrijgende, zegt dan, er in het algemeen geen groote vriend van te zijn om politieke baantjes al te hoog te salarieeren. Er bestaat in ons land naar dergelijke baantjes een tamelijk aardige jacht. Een salarieering van f 1250.—

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1929 | | pagina 23